Sneeuwwitje en de 7 krakers
Tekst: Karel Eykman, Tekeningen: Sylvia Weve
ISBN 9061693500
september 1988
Links Hoog Rechts

Sneeuwwitje: hoofdstuk 12 - Moeder aan de lijn


Buiten op de Beethovenstraat stond Sjaak te stampen en te schoppen tegen Monika's fiets. 'Laat ze de pestpokken-pleuris krijgen!' tierde hij.
'Altijd datzelfde gore takkenwijf Liesje, dat kreng. Allemaal heb ik ze geholpen. Geen rooie rotcent hadden ze, geen woning, niks. En nou fiikken ze je dit! Niks kunnen ze. Ja, de stront inzakken, dat kunnen ze van mij. Allemaal! Altijd! Overal! ' Weer een trap tegen het voorwiel. De winkelruit van de Japanse hapjeswinkel rammelde ervan. Een keurige Japanse heer kwam naar buiten met het vriendelijke verzoek of het wat minder kon. Monika troonde Sjaak maar mee, voordat hij hierdoor weer opnieuw zou ontploffen. Het voorwiel was intussen zo verbogen, dat ze moesten gaan lopen. Sjaak zeulde de fiets vloekend mee.
'Krijgen we dat ook nog,' mompelde hij kwaad, alsof het zijn schuld niet was. Monika legde haar hand op zijn arm. Alleen om hem te kalmeren, verder nergens om.
'Ach laat mij maar. Even geen gezeik aan mijn kop,' zei hij. Met grote passen liep hij zwijgend door, alleen schopte hij zo nu en dan een denkbeeldige voetbal naar de andere kant van de straat. Monika zei maar niks meer, ze had al moeite genoeg om hem bij te houden.
Toen ze in de buurt van de Gloria kwamen, zei Sjaak opeens vriendelijk: 'Zullen we daar op de hoek in cafe Bos even wat gaan drinken? Dat hebben we wel verdiend. In ieder geval hebben we het nodig.'
Al was het midden op de dag, het was toch behoorlijk druk in het cafe. 'Dat komt doordat er vanavond voetbal is in het Olympisch stadion hier verderop,' legde Sjaak uit. 'Allerlei Noord-Hollanders komen zich dan hier alvast indrinken. Sommigen halen niet eens de wedstrijd. Hebben ze evengoed een leuke avond gehad, vinden ze.'
Allemaal knullen met rode sjaals stonden zich te verdringen bij de gokkast, omdat die op het punt stond 500 te scoren. Ze gingen verderop bij een tafeltje aan het raam zitten. Sjaak haalde ongevraagd alvast twee pilsjes. Monika vond het allang best.
'Zuipen om het zuipen vind ik stom en burgerlijk,' zei hij, 'maar nu had ik er gewoon zin in, dat is wat anders. Wil jij er nog een?' Monika keek verbaasd naar zijn glas. Hij had het in een teug opgedronken en haalde vervolgens een tweede glas voor zichzelf.
'Sorry hoor,' zei hij even later, toen hij haar zag kijken. 'Dat komt misschien omdat ik zelf ook Noord-Hollander ben. Je kan het geloven of niet, maar ik kom uit Purmerend.'
'Geeft niets,' zei Monika, 'ik kom uit Utrecht, maar Purmerend moet ook kunnen.'
Sjaak lachte even. 'Ik bedoel meer,' ging hij verder, 'dat ik nu even de schurft in heb. De hele kraakbeweging wordt verziekt door dat soort mafkezen. Vorig jaar stelde het nog wat voor, want toen had ik nog wat in de melk te brokkelen, namelijk, al zeg ik het zelf. Maar nou, nou...'
Hij nam weer een grote slok, vloekte binnensmonds en haalde hartgrondig zijn neus op. Monika had met hem te doen, ze vond hem nog aardiger, nu hij zo teleurgesteld en verdrietig leek.
'Dat jij niet met ze mee wil doen als ze op die toer gaan, daar hoef je je toch niet voor te schamen,' zei ze. Ze legde haar hand nu op zijn vingers. Hij keek haar onhandig lachend aan. 'Jij begrijpt het tenminste,' zei hij.
'Ach,' zei ze, 'jij weet in ieder geval wat je wil. Ik wou dat ik het wist.' En voor ze er erg in had, had ze haar hele hebben en houen aan Sjaak verteld. Veel openhartiger dan ze van plan was, kwam het hele verhaal over haar moeder, haar school, het weglopen, alles, eruit. Al die tijd luisterde Sjaak alleen maar. Hij speelde ondertussen voorzichtig met haar hand.
Door al haar gepraat had Monika daar eerst geen erg in, maar toen ze zich er eenmaal bewust van was dat ze daar zomaar handje in handje zat met een aardige jongen, toen vond ze het toch wel spannend. Ze keek even om zich heen. Maar iedereen was kennelijk zo hard bezig met praten, drinken of meeleven met de gokkast, dat ze niet in de gaten liepen.
Alleen stond naast de bar een lange man met een blauwe trui in zijn eentje hun richting uit te staren. Hij leunde tegen een meterkastje van de telefoon, een glas bier in zijn hand, een glaasje jenever naast zich.
'Dat is waar ook,' zei Monika, om zich een houding te geven. 'Ik moet even opbellen. Kan ik hier even opbellen?'
'In de gang, eerste toestel links,' zei de barkeeper, die net langskwam. Monika maakte zich van Sjaak los en stond op. Ze ging haar moeder opbellen. Nu.
In het kille donkerbruine gangetje hing maar een gammel toestel. Je hoefde er geen kwartjes in te gooien. Na afloop afrekenen aan de bar, stond erbij geschreven en daaronder Beter geen gitaar dan helemaal geen gitaar. Monika stond daar verder niet bij stil. Ze moest moeder bellen, al wist ze nog helemaal niet wat ze zou gaan zeggen. Er hing een spiegel naast de telefoon. Daarin zag ze haar eigen zenuwachtige gezicht, terwijl ergens ver weg in Utrecht de telefoon overging. Pas na zes keer werd er opgenomen.
'Hallo?'
'Ja, met mij.'
'God Monika. Waar zit je?'
'Maak je geen zorgen, wou ik zeggen. En verder dat je je geen zorgen hoeft te maken.'
'Natuurlijk niet. Ik wil alleen weten waar je zit. Dat mag ik toch wel weten'? Want ik, je vader en ik, maken ons zo'n zorgen.'
'Nou, dat hoeft niet dus.' Monika beet op haar vinger.
Het was een tijdje stil aan de andere kant van de lijn en ze wist zelf ook niet wat ze zeggen moest.
'Hang nou niet op, Monika,' hoorde ze. 'Heus, voor mijn part ga jij je eigen leven leiden, als je dat zo nodig moet. Maar vertel ten minste hoe het met je gaat. Ik ben zo blij dat je eindelijk eens de moeite neemt om me even te bellen. Dat is voor mij het belangrijkste, Monika, dat het goed met je gaat! Dat weet je toch. Toe nou, Monika!'
'Het gaat wel goed, geloof ik,' zei Monika. 'Wel goed, ja.' Daar kwam het wel ongeveer op neer.
'Daar geloof ik niets van, Monika! Daarvoor ken ik je te goed. Eet je wel goed en pas je goed op jezelf? En je moet je tanden flossen, hoor. Nou ja, dat slaat nergens op, natuurlijk. Maar vertel dan, wat voer je uit en waar slaap je? Waar zit je, Monika? Vanwaar bel je op?.'
Op dat moment waggelde een kleine kale man het gangetje in, onderweg naar de wc achter Monika.
'Kees, geef Andre nog een borreltje van mij en deze schoonheid hier heeft er ook nog eentje te goed!' riep hij tegen Monika. Het was waarachtig diezelfde Ome Jan uit het cafeetje bij het station.
Dat kwam Monika slecht uit. Ze had toch al het gevoel dat moeder haar zat uit te horen. Ze vond het heus heel rot voor haar dat ze zo in de zenuwen had gezeten. Daar niet van. Maar nu kwam ze ook nog met goede raad en wijze verwijten. Vooral dat gehengel naar wat en hoe, daar kon ze helemaal niet tegen. Alsof je een rechercheur aan de lijn had, in plaats van een moeder.
'Als je soms denkt dat ik in Amsterdam in allerlei kraakpanden met allemaal geflipte junks lig te neuken, dan heb je het mooi mis!' riep ze. 'Is het nou goed?'
De kleine kale Ome Jan kwam de wc uit en keek haar even meewarig aan. Kijk voor je, engerd, dacht ze.
'Dat soort taal wil ik niet horen!' tetterde moeder intussen in de hoorn. 'Ik wilde alleen maar horen of je...' Verder kwam ze niet.
'Sorry,' mompelde Monika, 'ik bel nog wel.'
Ze legde de hoorn op de haak. Ze hoorde op het laatste moment moeder nog iets roepen, maar dat verstond ze niet meer. Alles bij elkaar was het een gesprek geweest van zeven tikjes.

Links Hoog Rechts