Sneeuwwitje en de 7 krakers
Tekst: Karel Eykman, Tekeningen: Sylvia Weve
ISBN 9061693500
september 1988
Links Hoog Rechts

Sneeuwwitje: hoofdstuk 21 - Doelloos in het park


Beneden in de foyer zaten ze allemaal in een pestbui bij elkaar.
'Die etterbak van een Ronnie is niet op komen dagen,' snauwde Liesje. 'Zitten we zonder kauwgum, zonder shag en zonder cola, dus zonder ontbijt.'
Ze brak kwaad een spaghetti-staafje doormidden en ging daar maar op zitten kauwen. Sjaak zat naast haar en keek nadrukkelijk de andere kant op. Dat deed Monika wel goed, dat hij zich kennelijk niet op zijn gernak voelde als zij in de buurt was. Joop zat aan het eind van de tafel te peuteren aan de scanner en de walkman die hij van Monika had geleend.
'Krijg de kolere,' mompelde hij tegen de walkman en smeet het ding van tafel. 'Daar heb ik ook niks aan. Moet ik op een andere manier die scanner aan de praat zien te krijgen.'
Monika pakte haar walkman op. 'Is hij dan kapot'?' vroeg ze.
'Klopt,' zei Joop. 'Hopeloos toteloos dat ding. Sorry.' Hij smeerde een restje pindakaas op een partje mandarijn, strooide er een lading hagelslag over en at het op. Hij maakte nog zo'n partje mandarijn-speciaal klaar om het aan haar te geven. Maar Monika vroeg: 'Wacht eens even, geef je me nou een nieuwe of krijg ik geld, of hoe zit dat?'
Joop stak het hapje mandarijn-met maar in zijn eigen mond. Pas toen hij het door had geslikt zei hij: 'Sorry, geen poen, morgen beter.' Hij haalde zijn schouders op en ging weer verder aan zijn scanner.
Nog voor Monika kwaad kon worden, barstte Liesje los. 'Belachelijk zeg, die aso wil haar eigen walkmannetje met eigen oordoppies, kan ze lekker haar eigen Benny Neymannetje horen. Daar heeft toch niemand wat aan? Maar Joop zijn scanner, daar hebben we toevallig allemaal wat aan. Ja toch?'
Ze stond op om de laatste mandarijn uit de doos in de hoek te halen.
'Kijk me maar niet zo stom aan, met van die smalle oogjes,' zei ze tegen Monika. 'Heb ik iets van je aan soms?'
'Jazeker,' zei Monika, 'mijn broek.'
Liesje had inderdaad Monika's strakke zwarte broek aan. Alleen was het niet zo'n strakke broek meer. Omdat Liesje zo'n klein smal kontje had, slobberde hij langs haar spillebenen. Het was ook niet zo'n zwarte broek meer, want er zat een paarse veeg spuitbusverf over en er zat een grote winkelhaak halverwege haar dijen.
'Ach gut, ' zei ze. 'Wist ik veel dat het jouw broek was die in jouw tas rondslingerde. Moet je hem echt terughebben? Sjaak, is zij toevallig zo'n trut die vindt dat iedereen hier een eigen klerenkastje met een eigen sleuteltje moet hebben?'
'Toe nou, Liesje,' zei Sjaak.
'Ja,' zei Monika. 'Ik wil mijn broek nu terug. Geef op.'
'Toe nou, Monika, ' zei Sjaak.
'Okee, jij je zin,' zei Liesje vlug. 'Mij maakt het niks uit, toevallig.' Met venijnige rukken stroopte ze de broek af, haar fel groene slipje zakte daarbij ook af, maar daar lette ze niet op. Ze stapte uit de broek en smeet die naar Monika. Stampvoetend, met boos trillende billetjes stapte ze de foyer uit.
Daar zat Monika nu, met haar broek in haar handen. Ze wist nu al dat ze hem nooit meer zou dragen, ook al zou hij nog zo perfekt gerepareerd en schoongemaakt worden.
Ze keek om zich heen en kreeg steeds meer zin om een potje te gaan zitten janken, niet alleen van verdriet om een verloren broek, ook uit kwaadheid op zichzelf. Ze liet alles maar over haar kant gaan en wist niet wat ze anders moest doen.
'Ja, dat zijn lullige dingen,' zei Sjaak maar, om de stilte te verbreken.
0 nee he, dacht Monika. Nou niet weer he. Al dat geouwehoer. Ze zoeken het maar uit.
Ze stond op en liep weg, door de hal, de nooduitgang uit, de straat op. Het woei nog steeds hard en koud. Ze deed haar broek als een sjaal om haar nek.
Zo liep ze maar te lopen zonder ergens heen te willen. Er was daar een kade, dus ze liep langs de kade. Kwam ze bij een brug, dan ging ze de brug over. Zag ze een zebrapad, dan stak ze over. Zo kwam ze terecht in het Vondelpark, waar een paar bejaarden aan het joggen waren en lieve moeders snoezig ingepakte kinderen rondreden in opvouwbare wagentjes.
Op de vijver lag een dun vliesje ijs waar zelfs de meeuwen niet op durfden. Een mompelende man kwam haar tegemoet sjokken.
'Vieze vuile gore tyfushoeren,' hoorde ze toen hij vlakbij was. 'Ze kunnen me wat, stelletje kutwijven, bloedkankerlijers. Allemaal. Stuk voor stuk. Vieze vuile gore tyfushoeren.' Zonder op of om te kijken liep hij voorbij. Het was niet tegen haar persoonlijk bedoeld, begreep Monika. Die man had meer een hekel aan mensen in het algemeen en vrouwen in het bijzonder, zo te horen. Monika merkte dat het aanstekelijk werkte. Voor ze het wist liep ze ook scheldend rond te stappen, haar handen diep in haar jaszakken. 'Stelletje hufters, stelletje egoisten, allemaal mooie babbels hebben ze. Geen zak brengen ze ervan terecht. Allemaal laten ze je zakken, zelfs Ronnie. Klootzakken. Denken zeker dat ze het mij kunnen flikken. Nou mooi niet. Ik laat me niet kapot maken. Hoewel... In elk geval: een stel hufters is het en blijft het. Ze moeten met hun smerige rotpoten van mijn spullen afblijven, verdomme. Visjna moet zijn stomme kop dicht houden, verdomme. En Sjaak vooral, de lul. En die houten trut Liesje helemaal. Stelletje hufters, stelletje rot-egoisten.'
Steeds harder liep ze te schelden. Het luchtte haar op en ze liet zichzelf ten slotte goed uithuilen. Dat mocht best eens. Ze vond zichzelf ook zo ontzettend zielig. In zo'n geval is er geen mooier medelijden dan zelfmedelijden. Een dame die slome duiven zat te voeren keek naar Monika, maar liet haar verder haar gang gaan. In dit park moet je elkaar met rust laten, dacht ze blijkbaar. Eerst die duiven, de rest van de wereld is van later zorg.
'Pleuren jullie nou allemaal maar op. Van mij kunnen jullie allemaal de etter in zakken! Is dat goed begrepen?'
Monika riep het nu zo hard dat een man tegenover haar opkeek. Het was dezelfde kankerpit van daarnet. Hij was langs de andere kant om de vijver heen gelopen. Hij keek haar even aan, herkende haar wel, maar kon de humor er niet van inzien.
Ze ging het Vondelpark maar weer uit en slenterde door een winkelstraat. Voordelig uit in de Cornelis Schuyt, stond er op een spandoek boven de weg. Ze bekeek nauwkeurig iedere etalage, maar het gezeur en getier in haar hoofd hield maar niet op. Alleen de etalage van de banketbakker op de hoek gaf weer een beetje troost. Lekker iets lekkers uitzoeken om jezelf te verwennen, dat mocht langzamerhand wel, dat leek haar wel wat.
Supertip van Piet en Sint. Die weet wat u lekker vindt. Geen kalkoen of rollade, Maar een letter van witte chocolade! stond er. Dat is waar ook, het begon Sinterklaastijd te worden. Gek idee eigenlijk. Dat was er dit jaar voor haar helemaal niet meer bij. Lootjes trekken in de klas en dan hopen dat je niet dat stomme joch op de achterste rij trok, of de hele stad doorzwerven op zoek naar een cadeautje voor moeder. Vorig jaar nog had ze een prachtig Chinees gelakt doosje gekocht rnet een parelmoeren vlinder erop. Eigenlijk veel te duur, maar ze vond het zelf zo mooi. Juist daarom was moeder er zo blij mee geweest. Van vader en moeder had ze toen haar walkman gekregen.
Affijn, dat was dat, dat was toen, nu maar beter niet aan denken. Eerst maar een witte letter M kopen. Ze was alweer bijna door haar geld heen, merkte ze.

Links Hoog Rechts