----------------------------------------------
From: fractie HSP fractie HSP (hsp@bsd.denhaag.nl) Date: 28 Oct 2001 16:34 uur
BEANTWOORDING SCHRIFTELIJKE VRAGEN
Den Haag, 23 oktober 2001
Het raadslid, de heer G.H.M. Wijsmuller, heeft zich op 25 september 2001 met een vijftiental vragen tot de voorzitter van de raad gericht.
Ingevolge het bepaalde in artikel 15, lid 4, van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van de raad van de gemeente 's-Gravenhage (Verz. 1987, nr 2) antwoorden wij als volgt.
1. Pretendeert het college nog steeds dat Den Haag een broedplaats wil zijn van kunst en cultuur, en is het College met mij van mening dat de Gemeente dit uitgangspunt niet alleen in woord, maar ook in daad dient te bevorderen?
Ja.
2. Is het College bekend met het gegeven dat in tijdelijk ter beschikking gestelde, dan wel in bezit genomen ruimtes, veel broedplaatsen zijn ontstaan, die voor een groot deel het vernieuwende en alternatieve culturele klimaat van Den Haag bepalen, en dat deze broedplaatsen bijdragen aan het culturele en en dynamische imago van de stad?
Ja. Naar onze mening bepalen de ontstane culturele broedplaatsen voor een deel het vernieuwende en alternatieve culturele klimaat.
3. Is het juist dat in het advies "Voor de poorten van de hemel"in het kader van het Kunstenplan 2001-2004 is gepleit voor "behoud van voldoende fysieke ruimte voor kunstenaarsinitiatieven"? En is het juist dat in hetzelfde advies wordt gepleit om "tegendraadse initiatieven en vernieuwingen te stimuleren, onder meer met betaalbare huisvestingsmogelijkheden en financiële steun"?
Ja.
4. Is het juist dat in het kunstenplan 2001-2004 wordt voorgesteld "om in het kader van het Binnenstadsplan mogelijkheden voor (permanente) huisvesting, werkplaatsen en galeries voor jonge kuinstenaars alsmede experimenteerplaatsen te bezien"? En is het juist dat in het Kunstenplan wordt gesteld dat m.b.t. het bovenstaande "gedacht wordt aan de gebieden rond de Boekhorststraat en de Herengracht"?
Ja.
5. Kan het College aangeven in hoeverre door de Dienst OCW inspanningen zijn gepleegd en financiële middelen beschikbaar zijn gesteld om in deze collegeperiode de bovenstaande intenties en beleidsuitspraken m.b.t. tegendraadse initiatieven, experimenteerplaatsen en huisvesting t.b.v. jonge kunstenaars waar te maken? En kan het College aangeven welke stappen zijn ondernomen om een en ander rond de Boekhorststraat en Herengracht te realiseren?
Onder leiding van DSO is een werkgroep ingesteld die sinds juni 2001 de bestaande culturele broedplaatsen en de vraag naar dit soort locaties in beeld brengt en een inventarisatie maakt van potentiële locaties die in aanmerking komen om te worden ontwikkeld tot culturele broedplaatsen. In de vijf leden tellende werkgroep zijn de diensten OCW en DSO vertegenwoordigd. De werkgroep voert overleg met o.a. Stroom HCBK, de Vrije Academie, de Grafische Werkplaats en het Platform Broedplaatsen.Naar verwachting in december 2001 zal de werkgroep de resultaten van haar onderzoek in een notitie aan ons presenteren.Wij zullen de notitie in de betrokken raadscommissie(s) agenderen. Op basis van de notitie zullen wij voorstellen doen om in de lopende vierjarenbeleidsplan-periode uitvoering te geven aan de beleidsintenties die zijn uitgesproken in het Meerjarenbeleidsplan Kunst en Cultuur 2001-2004.
6. Kan het College aangeven of en hoeveel m.b.t. het in vraag 5 gestelde in de gemeentelijke begroting voor 2002 is gereserveerd? En hoe verhoudt zich dit met de aandacht en middelen voor de gevestigde kunstinstellingen?
Ten behoeve van ateliers en huisvesting van (jonge) kunstenaars is binnen het gemeentelijk subsidie 2002 aan Stroom HCBK, evenals in voorgaande jaren, een bedrag beschikbaar van * 200.000,00. Daarnaast is binnen het gemeentelijke subsidie aan Stroom voor 2002 beschikbaar:
7. Is het College op de hoogte van de acute huisvestingsproblematiek van culturele broedplaatsen DeMiefabriek (sloop), Luxus (sloop), Quartair (herontwikkeling), De Illusie (herontwikkeling), Vereniging Stand (sloop) en Zuidwal (sloop)?
Ja. Ten aanzien van De Miefabriek verwijzen wij naar onze beantwoording van de schriftelijke vragen van de heer Wijsmuller d.d. 20 februari 2001, referentie SV 12 RIS 082875 Corr. nr. 2001/233/DSO.
8. Kan het College aangeven op welke wijze de Dienst OCW actie heeft ondernomen om te pleiten voor behoud van bovenstaande broedplaatsen? Is door OCW onderzoek gedaan naar de culturele betekenis van bovengenoemde broedplaatsen? Is er überhaupt binnen OCW een aanspreekpunt, kennis en menskracht beschikbaar als het gaat om broedplaatsen? En zo nee, waarom niet?
De onder antwoord bij 5 genoemde ambtelijke werkgroep inventariseert potentiële locaties voor culturele broedplaatsen. De werkgroep zal bij het in beeld brengen van de bestaande broedplaatsen hun culturele betekenis aangeven, waarbij Stroom HCBK zal worden gevraagd een artistiek inhoudelijk oordeel te geven over hun activiteiten. Gedurende het onderzoek van de ambtelijke werkgroep is de projectleider/voorzitter van DSO aanspreekpunt voor broedplaatsen. Binnen de werkgroep is daarnaast voldoende menskracht beschikbaar: DSO en OCW zijn beide vertegenwoordigd met twee medewerkers.
9. Is het College met mij van mening dat de Gemeente in bijna alle onder vraag 7 genoemde gevallen direct of indirect eigenaar van het onroerend goed is en bovendien als regisseur de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen bepaalt?
10. Is het College met mij van mening dat er in het algemeen aan goed functionerende broedplaatsen toekomstperspectief moet worden geboden en hier zo goed mogelijk rekening mee moet worden gehouden bij het ontwikkelien van ruimtelijke plannen? Zo ja, kan het College aangeven in hoeverre dit uitgangspunt is, of zal worden, verankerd in het ruimtelijk beleid van de gemeente?
Op basis van de in december a.s. te verwachten notitie van de werkgroep Broedplaatsen, zullen wij voorstellen doen m.b.t. het broedplaatsenbeleid en de samenhang met het ruimtelijk beleid.
11. Is het College met mij van mening dat een en ander ook budgettaire consequenties kan hebben en is het College ervan op de hoogte dat de Gemeente Amsterdam hiervoor 50 miljoen gulden heeft gereserveerd? Acht het College het denkbaar dat ook de Gemeente Den Haag budget gaat reserveren m.b.t. broedplaatsbeleid?
Ja. In onze voorstellen inzake het broedplaatsenbeleid zullen wij eventuele budgettaire consequenties meenemen. Nu reeds zijn er wel budgetten beschikbaar voor subsidiëring van activiteiten van broedplaatsen: zie de beantwoording van vraag 6.
12. Is het College bekend met het renovatieprojecten Pander, De Waterspin, Lange Beestenmarkt/Flora's Hof, Het Pakhuis in de Looijerstraat en de school in de Doornstraat? Is het juist dat deze projecten deels of geheel in zelfbeheer en onder supervisie van de Gemeente tot stand zijn gekomen? Kan het College aangeven wat met de in deze zelfbeheerprojecten opgedane ervaring en kennis wordt gedaan binnen de Gemeente?
Ja. Enkele van de projecten zijn in zelfbeheer tot stand gekomen. Daar waar dat van toepassing is maakt de gemeente/DSO gebruik van eerder opgedane ervaringen bij vergelijkbare zelfbeheerprojecten.
13. Is het College bekend met de ontruimingen van broedplaatsen Iets Anders, Rhizoom, en Brullend Breekijzer?
Ja. Wij onthouden ons van het geven van de aanduiding "broedplaatsen" aan deze gebruikers c.q. panden.
14. Is het juist dat de drie bovenstaande ontruimingen lange leegstand tot gevolg hadden, de gebruikte panden tot op heden nog steeds leeg staan, dat bovengenoemde initiatieven geen alternatieve huisvesting is geboden en inmiddels zijn doodgebloed? Kan het College aangeven hoe een en ander in het vervolg kan worden voorkomen?
Van gemeentewege was er geen aanleiding om zich actief met deze groeperingen te bemoeien. Of dit in de toekomst anders wordt is afhankelijk van het te formuleren beleid rond broedplaatsen.
15. Kan het College aangeven hoe lang de bedrijfsruimtes onder de Zwarte Madonna momenteel leeg staan, en is het College bereid om te bevorderen dat onder de Zwarte Madonna met toestemming van de bewonerscommissie een levendige broedplaats ontstaat?
Voor verschillende ruimten gelden verschillende termijnen van leegstand. Zo nodig kunnen wij de eigenaar de exacte termijnen vragen. Wij achten dit echter niet relevant. In overleg met de eigenaar zoeken wij naar een goede tijdelijke bestemming, rekening houdend met de uitstraling en het belang van de looproute.
Burgemeester en werthouders van Den Haag,
D.M.F. Jongen W.J. Deetman
---------------------------------------------------------------------
|