Willem Drees: socialist, realist en verzoener
door onze redacteur Piet H. de Jong
DEN HAAG - ,,Kenmerkend voor Drees (1886-1988) was om
de ander in zijn waarde te laten en tot zijn recht te
laten komen. Drees' kracht was dat hij dat respect
voor politiek-andersdenkenden combineerde met zijn
verantwoordelijkheid om, met erkenning van verschillen
in opvatting, toch gezamenlijk beleid te
ontwikkelen.''
Met trefzekere typeringen schetst prof. dr. Hans
Daalder, emeritus hoogleraar in de wetenschap der
politiek, 'zijn' Drees. Vorige week publiceerde
Daalder het eerste van een kwartet biografieën van de
vermaarde socialistische politicus Willem Drees.
Daalder beschrijft de periode 1940-1948. Het tijdvak
van gijzeling en onderduik in de Tweede Wereldoorlog
én zijn toetreding als minister van Sociale Zaken in
de kabinetten Schermerhorn en Beel. Volgend jaar hoopt
Daalder een apart deel over de perikelen rond
Nederlands-Indië/Indonesië te publiceren. Een
,,traumatisch onderwerp'' dat Drees ervoer als ,,vier
jaar nachtmerrie''. Over de eerste 54 levensjaren van
Drees zal medeauteur historicus Jelle Gaemers een
biografisch deel als proefschrift verdedigen. In een
vierde deel zal Daalder de tien jaren van Drees als
minister-president beschrijven alsook zijn
bemoeienissen rondom de politiek in de jaren erna.
Daalder heeft een ,,degelijke politieke biografie''
willen schrijven. Hij toont zich wars van een
,,psychologische analyse van wieg tot graf''.
Natuurlijk moet een biograaf oog hebben voor de
persoon en diens (eigen)aardigheden in relatie tot
familie en anderen, maar de nadruk ligt op de
politieke gebeurtenissen. Drees zelf had ook een
voorkeur voor dat type memoires en biografische
geschriften, een genre dat in Groot-Brittannië
gangbaar is. Daalder beseft dat hij met die instelling
haaks staat op de hedendaagse cultuur waarin aandacht
voor mens en emotie de boventoon voert.
,,Drees hechtte er sterk aan persoonlijke factoren en
tegenstellingen in de politieke besluitvorming te
vermijden. Drees heeft met die opstelling bij alle
partijen grote achting verworven. In de ministerraad
wilde en kon hij, in latere jaren als
minister-president ook niet het beleid dicteren. Het
kon er in het kabinet stevig aan toe gaan, waarbij
Drees scherp stelling kon nemen en ook wel
minderheidsstandpunten innam. Naar buiten toe
verdedigde Drees, trouw aan het beginsel van de
collectieve verantwoordelijkheid, altijd het
kabinetsbeleid. Maar zijn positie was niet die van een
regeringsleider.''
Felheid
Drees kon fel uit de hoek komen ondanks zijn
verzoenende karakter. Hij was overtuigd socialist.
Geboren in een orthodox-protestants gezin had hij als
jongeling welbewust afstand van het geloof genomen en
afgezien van het doen van openbare geloofsbelijdenis.
Rond de oprichting van de PvdA, keerde hij zich in
debat met partijgenoten Koos Vorrink, Willem Banning
en anderen, tegen de opneming van een zinsnede in een
partijprogramma over het 'christelijk karakter' van de
Nederlandse natie. Drees vond dat te pretentieus. Hij
zag daarin ,,de tendens om in het Nederlandse volk
niet-Christenen te beschouwen als niet ten volle
gelijkwaardigen.'' Daalder haalt ook een herinnering
op van Doorbraak-man Pieter Lieftinck die in het kamp
Buchenwald Drees scherp hoorde uithalen naar
CHU-voorman H.W. Tilanus. Tilanus vond dat je zonder
christelijke beginselen geen richtsnoer in het leven
hebt en er sprake is van normloosheid. Drees wond zich
daarover zeer op.
Afgezien van die principiële onenigheid was Drees'
relatie met de mannenbroeders van de ARP heel goed.
,,Hij heeft het zeer betreurd dat de ARP, onder
aanvoering van Schouten en De Wilde, niet wilde
meedoen aan de naoorlogse kabinetsformatie, tenzij de
in 1937 verkozen Staten-Generaal onveranderd zouden
terugkeren met opvulling van vacatures uit de oude
kieslijsten.'' Drees ervoer dat ook later als een
zware hypotheek op de partijverhoudingen.'' Drees had
een groot vertrouwen in de AR-prominent Jelle
Zijlstra. ,,Beide politici waardeerden elkaar zeer. Ze
waren het roerend eens over de noodzaak de
overheidsuitgaven in bedwang te houden. Als Minister
van Staat heeft Drees in 1981 Zijlstra nog bij
Koningin Beatrix aanbevolen als premier. Zijlstra is
ook nog ten paleize verschenen maar heeft die post
geweigerd.''
Hoezeer Drees vreesde voor het uit de hand lopen van
de overheidsgelden blijkt uit zijn voorkeur dat Den
Uyl in 1977 zou terugkeren als premier. Alleen hij was
op dat moment in zijn ogen politiek in staat de
overheidsuitgaven alsnog te beteugelen. Duisenbergs
'linkse norm' dat de overheidsuitgaven per jaar
hoogstens één procent zouden mogen groeien, verwierp
hij fel. De overheidsuitgaven moesten omlaag. ,,In al
zijn bescheidenheid wees Drees mij erop dat tijdens
zijn kabinetten enkele jaren sprake was van een
begrotingsoverschot.''
Bestuurder
Hoewel Drees in de vooroorlogse jaren
volksvertegenwoordiger is geweest, in de Haagse raad,
in de Staten van Zuid-Holland en opklom tot
fractievoorzitter in de Tweede Kamer, was hij voor
alles bestuurder. Bestuurder was hij als wethouder in
Den Haag en later als minister en als
minister-president. Daalder meent dat daar zijn
voorkeur naar uitging. Het besturen lag hem na aan het
hart, hij had er ook zijn redenen voor. ,,Als
wethouder en als minister, meer nog dan als premier,
was Drees in staat concreet beleid te voeren, en
dingen te doen die van direct belang waren voor de
mensen.''
Voor Drees was het zonneklaar dat het vooroorlogse
Nederland in sociaal opzicht ,,twee vloeken'' kende.
Dat was de gebrekkige voorziening voor ouderen, als
gevolg waarvan oud vrijwel synoniem was aan arm. Ook
de werkloosheid en de verzekering ertegen stond hoog
op Drees' politieke prioriteitenlijst. Het meest
bekend werd Willem Drees door de in 1947 ingevoerde
'Noodwet Ouderdomsvoorziening'. Op het moment dat na
de Tweede Kamer ook de Eerste Kamer zich achter het
wetsvoorstel schaarde liep ambtenaar W.F. de Gaay
Fortman naar zijn chef. Deze stond voor het raam van
zijn werkkamer op het ministerie in de Zeestraat en
rookte een sigaret, iets wat hij anders nooit deed.
,,Ik vind dat ik dit verdiend heb'', zei hij, zich
omdraaiend naar zijn medewerker.
Daalder beklemtoont het grote effect van de Noodwet
die enkele jaren later, onder minister J.G. Suurhoff,
tot de AOW uitgroeide. ,,In de beeldvorming werd Drees
vereenzelvigd met de betere ouderdomsvoorziening. Er
was sprake van ongekende dankbaarheid. Talloze
brieven, gedichten en presentjes kreeg Drees jaren
lang toegestuurd.'' Hij kreeg in 1953 een brief van de
toenmalige secretairs van de KVP toegestuurd, die
vertelde dat in een instelling voor ouden van dagen de
bewoners 's avonds, nadat de nonnen die hen verzorgden
waren weggegaan, gezamenlijk baden voor Dr. Drees. De
'Algemene Bond van Ouden van Dagen' betoonde Drees eer
door hem het predikaat 'Vader der ouden van dagen' toe
te kennen. Drees verzette zich er allerminst tegen.
Drees bleef zijn lange leven overtuigd socialist. In
1904 sloot hij zich bij de SDAP van Troelstra aan.
Drees' visie op nationalisatie was velen die in 1945
de PvdA vormden in feite te radicaal. Politiek
vruchtbaar was Drees als politiek realist in kwesties
als sociale zekerheid, geleide loonpolitiek en
inkomensbeleid. ,,Zijn verbondenheid met de
internationale socialistische beweging bleef. In 1971
trad hij na 67 jaar uit de PvdA. In tegenstelling tot
zijn vrouw en beide zoons sloot hij zich niet aan bij
DS'70. Drees overwoog, naar het voorbeeld van
internationaal socialist Alfred Mozer, zich aan te
sluiten bij de Noorse zusterpartij van de PvdA.'' Mede
gezien zijn leeftijd zag hij daar toch van af. Zijn
afkeer van Nieuw Links binnen de PvdA zat hem vooral
in de lompe manier van omgaan met bekwame partijleden.
De Nieuw Linkse gedachten over een progressieve
volkspartij bevielen hem niet omdat ze ,,elitair en
onsamenhangend'' waren en afstand namen van de
internationale beweging van sociaal-democraten. Voor
Daalder staat vast dat Drees nooit zijn ideologische
veren zou hebben afgeschud. Jaren later voelde zijn
opvolger Kok dat afschudden juist als een bevrijding.
Drees' biograaf ziet hierin een duidelijk verschil
tussen beide PvdA'ers.
Fatsoenlijk
Toen de oorlog voorbij was en het democratische leven
weer kon worden hervat, was de ster van Drees hoog
gerezen. Hij was in die jaren zo ongeveer
vertrouwensman van iedereen geworden. Niettemin had
koningin Wilhelmina in mei 1945 haar aarzelingen
tegenover deze nuchtere man. Daalder drukt in zijn
boek deze potloodaantekening van de vorstin af:
,,Drees niet vernieuwd, maar bekwaam. Zou goed gaan
als bestuurder. Geen perspectief en geen geest.
Inhoud. Wel fatsoenlijk. Geen geest. bewogenheid.
Invloed van Sch. (Schermerhorn) zoude prevaleren over
Drees.''
Onder geestelijke inhoud bedoelde de koningin geen
duidelijke geloofsopvattingen, zo verklaarde
particulier secretaris Thijs Booij later aan Daalder.
De geschiedenis heeft het ongelijk van Wilhelmina
bewezen, stelt Daalder vast. Schermerhorn was maar
zeer kort premier en brandde als politicus snel af.
Drees daarentegen groeide uit tot een staatsman van
allure. ,,Wilhelmina's waardering voor Drees is nadien
sterk gegroeid. Dat heeft ze hem, toen hij al lang
premier was, ook laten blijken.''
N.a.v. Gedreven en behoedzaam - Willem Drees
1886-1988. De jaren 1940-1948
Hans Daalder, Uitg. Balans Amsterdam, 2003; 528 blz.,
35 euro
bron: nederlands dagblad
________________________________________________________________________
Want to chat instantly with your online friends? Get the FREE Yahoo!
Messenger http://mail.messenger.yahoo.co.uk
--------------------------------------------------------------
Afmelden, e-mail: kraken-post-unsubscribe@dvxs.nl
Opnieuw aanmelden: kraken-post-subscribe@dvxs.nl
Faq: kraken-post-faq@dvxs.nl
Website: http://krakenpost.nl
[23 Nov 14:00u]: 265 abonnees + 230 niet-abonnees
--------------------------------------------------------------
ontvangsttijd Sun Nov 23 13:48:49 2003
Dit document staat op krakenpost.nl
voor de huidige en 11 maanden
het origineel blijft op skwot.dvxs.nl:
http://dvxs.nl/~skwot/{jaar}/{maand}/{nnnn}.html
kop