Documentlocatie i.v.m. hyperlinken

Kraken-post:
bericht van tdebruin@gmx.net


Re: [kraken] uitspraak

Auteur: Th. J. A. de bruin <tdebruin@gmx.net>
Datum: 24 nov 2005 20:58 uur

jop kaal wrote:
> http://zoeken.rechtspraak.nl/zoeken/dtluitspraak_print.asp?
> u_ljn=AU6828&u_hlquery=
>

en voor hen die moeite hebben met bovenstaande link:

LJN: AU6828, Rechtbank Amsterdam, 328673/KG 05-2216 AB
Datum uitspraak: 24-11-2005
Datum publicatie: 24-11-2005
Rechtsgebied: Civiel overig
Soort procedure: Kort geding
Inhoudsindicatie: In deze zaak vorderen de eisers dat het de Staat (het
openbaar ministerie) en de gemeente Amsterdam wordt verboden bepaalde
tegen (het beleid van) minister Verdonk gerichte spandoeken nogmaals te
verwijderen van een aantal met name genoemde panden in Amsterdam,
Nijmegen en Den Bosch.
Uitspraak
AB/MB
vonnis 24 november 2005

RECHTBANK IN HET ARRONDISSEMENT AMSTERDAM
VOORZIENINGENRECHTER IN KORT GEDING
VONNIS

i n d e z a a k m e t n u m m e r s 328673/KG 05-2216 AB v a n:

1. [eiser1], wonende te [woonplaats],
2. [eiser2], wonende te [woonplaats],
3. [eiser3], wonende te [woonplaats],
4. [eiser4], wonende te [woonplaats],
e i s e r s bij dagvaarding van 11 november 2005, aangevuld bij exploot
van 15 november 2005 en bij dagvaarding van 15 november 2005,
procureur mr. E. Unger,
advocaat mr. M. Schuckink Kool te ’s-Gravenhage,

t e g e n :

1. de STAAT DER NEDERLANDEN, zetelend te ‘s-Gravenhage,
procureur mr. L.P.Broekveldt,
advocaat mr. F.W. Bleichrodt te ’s-Gravenhage,
2. de GEMEENTE AMSTERDAM, zetelend te Amsterdam,
vrijwillig verschenen, procureur mr. E.A. Minderhoud,
advocaat mr. P.L. Loeb te Amsterdam,
g e d a a g d e n.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Ter terechtzitting van 18 november 2005 hebben eisers, verder
afzonderlijk ook te noemen [eiser1], [eiser2], [eiser3] en [eiser4],
gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis
gehechte dagvaardingen, met dien verstande dat in plaats van de daarin
aanvankelijk vermelde gedaagde sub 2, de Burgemeester van Amsterdam, met
instemming van partijen geacht wordt te zijn verschenen de gemeente
Amsterdam, dat eisers hun eis hebben vermeerderd overeenkomstig de
eveneens in fotokopie aan dit vonnis gehechte akte en de vordering met
betrekking tot de tekst “Geen Nederlander is illegaal” hebben
ingetrokken. Gedaagden, verder te noemen de Staat en de gemeente
Amsterdam, hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de
gevraagde voorziening. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis
te wijzen.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

1. In dit vonnis wordt uitgegaan van de volgende feiten.
a. [eiser1] is bewoner van het pand aan de [adres] te Amsterdam.
Aan de buitengevel van deze woning hingen, naar aanleiding van de brand
op 27 oktober 2005 in het cellencomplex te Schiphol-Oost, waarbij 11
personen zijn omgekomen, spandoeken met de tekst: “[minister V.], nog
steeds geen bloed aan je handen?” en “Levend verbrand, [R.] bedankt!”.
Deze spandoeken zijn op 5 november 2005 weggehaald door de politie.
Inmiddels hangt aan het pand een nieuw spandoek met de eerstgenoemde tekst.
b. Bij brief van 5 november 2005 heeft de raadsman van de bewoners van
het pand aan het Openbaar Ministerie en de politie te Amsterdam
meegedeeld dat hem is gebleken dat tot twee keer toe spandoeken van de
gevel zijn verwijderd en dat de woning is binnengetreden, zonder dat is
meegedeeld op welke bevoegdheid dit optreden was gebaseerd. Volgens deze
brief is het verwijderen van de spandoeken in strijd met het bepaalde in
artikel 10 van het EVRM (Europees Verdrag tot bescherming van de rechten
van de mens en de fundamentele vrijheden).
c. Bij brief van 7 november 2005 heeft de officier van justitie mr. N.M.
van Ditzhuyzen aan
de raadsman van eisers meegedeeld dat de spandoeken in Amsterdam in
beslag zijn genomen, op grond van artikel 96 van het Wetboek van
Strafvordering, aangezien het Openbaar Ministerie van oordeel is dat de
daarop vermelde teksten opzettelijk iemands eer en goede naam aantasten.
De brief besluit met:
“Indien in de toekomst wederom spandoeken worden aangetroffen die grove
aantijgingen bevatten en die op een persoon of personen gericht zijn,
zal wederom tot inbeslagneming worden overgegaan. De uitkomst van een
eventueel door u aan te spannen geding zullen wij in dat geval niet
afwachten.”
d. [eiser3] is bewoner van het door de gemeente Nijmegen aangekochte
kraakpand [adres] aan de [adres]. Achter een raam van dit pand hing een
van de buitenkant zichtbare poster met daarop de tekst:
“Reisbureau [R.], arrestatie deportatie crematie adequaat tot het
bittere eind.”
Op 10 november 2005 heeft de politie te Nijmegen [eiser3] gesommeerd
deze poster te verwijderen, anders zou de politie dat doen. [eiser3]
heeft de poster daarop weggehaald.
Volgens een proces-verbaal van 10 november 2005 van de politie
Gelderland-Zuid zijn die dag in het centrum van Nijmegen op diverse
plaatsen posters met deze tekst in beslag genomen. Volgens dit
proces-verbaal is de tekst “afgedrukt op een achtergrondfoto die de
indruk van een concentratiekamp wekte”. Volgens een proces-verbaal van
de politie Gelderland-Zuid is op 14 november 2005 een poster met
dezelfde tekst, die op de toegangsdeur van het pand was geplakt,
verwijderd en in beslag genomen. [eiser3] heeft de poster inmiddels weer
aangeplakt of is van plan dat te doen.
e. De officier van justitie te Arnhem heeft inmiddels een persoon
gedagvaard die in Nijmegen de poster met deze reisbureau tekst had
opgehangen, op verdenking van smaad, althans laster, bestaande uit de
aantasting van de eer en goede naam van minister [V.].
f[eiser4 ]woont aan de [adres]. Aan dit pand hingen spandoeken met de
tekst:”11 levend verbrand, [R.] bedankt”, “Geen mens is illegaal” en
“[minister V.], nog steeds geen bloed aan je handen?”. Toen de politie
op 10 november 2005 deze spandoeken wilde verwijderen, hebben de
bewoners van het pand ze weggehaald. Inmiddels zijn ze weer opgehangen.

2. Eisers vorderen thans, na vermeerdering van eis, dat het de Staat en
de gemeente Amsterdam wordt verboden om spandoeken met de tekst
“[minister V.] nog steeds geen bloed aan je handen” en met de tekst “11
levend verbrand, [R.] bedankt” te verwijderen, althans (subsidiair)
totdat een definitieve strafrechtelijke veroordeling van eisers heeft
plaatsgevonden. Voor wat betreft de gemeente Amsterdam is de vordering
beperkt tot de woning aan de [adres] in Amsterdam, voor de Staat gaat
het daarnaast ook om het pand [adres] in ’s-Hertogenbosch. Tenslotte
wordt gevorderd de Staat te verbieden de poster met de tekst “Reisbureau
[R.], arrestatie deportatie crematie adequaat tot het bittere eind” te
verwijderen van het pand [adres] in Nijmegen.

3. Eisers hebben, samengevat, het volgende aan hun vorderingen ten
grondslag gelegd.
Het verwijderen van de spandoeken is in strijd met het in artikel 10
EVRM vastgelegde recht van vrijheid van meningsuiting. Het is niet
duidelijk of de spandoeken zijn verwijderd op grond van een bevoegdheid
van het Openbaar Ministerie, of dat ook de openbare orde een rol speelt.
Gezien uitlatingen van burgemeester [C.] in de krant is vermoedelijk dat
laatste ook het geval. Van onnodig krenken en dus van smaad is geen
sprake, aangezien de teksten zijn gedaan in het kader van en dienstig
aan het publieke debat. De vrijheid van meningsuiting dient hier
zwaarder te wegen dan de mogelijke aantasting van de eer en goede naam
van minister [V.]. Zij heeft de felle reacties over zichzelf afgeroepen
door direct na de brand, zonder dat nog enig onderzoek had
plaatsgevonden, te verklaren dat er “adequaat” was opgetreden en doordat
zij probeert haar politieke verantwoordelijkheid af te schuiven. Dat de
burgers de minister aanspreken op haar falen is terecht. In een
democratie moet ruimte zijn voor dit soort uitlatingen, ook als deze
kwetsen, shockeren of verontrusten. Daarbij zijn de grenzen van
acceptabele kritiek ten aanzien van een politicus ruimer dan ten aanzien
van een privé-persoon. Het is niet duidelijk of het Openbaar Ministerie
daadwerkelijk tot strafvervolging zal overgaan. Eisers hebben zich
uitdrukkelijk bekend gemaakt en zelfs verzocht hen te vervolgen, maar
tot op heden is dat niet gebeurd. Voor een eventueel strafrechtelijk
onderzoek is de inbeslagname van de spandoeken en posters in elk geval
niet nodig. Voor het weghalen van spandoeken en posters waarop een
mening wordt geuit bestaat geen enkele publiekrechtelijke bevoegdheid.
De Staat en de gemeente Amsterdam hebben zich niet bereid verklaard om
af te zien van inbeslagname, althans om de uitkomst van de procedures
daarover af te wachten. Daarom is een verbod in kort geding
noodzakelijk. De achtergrondfoto op de poster met de reisbureau tekst is
overigens geen foto van een concentratiekamp, maar een foto van het
brandende cellencomplex op Schiphol. Aldus eisers.

4. De gemeente Amsterdam en de Staat hebben verweer gevoerd tegen de
vordering, welk verweer hierna, bij de beoordeling van het geschil, aan
de orde zal komen.

Beoordeling van het geschil.

5. Zowel de Staat als de gemeente Amsterdam hebben ter zitting
meegedeeld dat zij hun oordeel over (het optreden tegen) de spandoeken
met de teksten “11 levend verbrand, [R.] bedankt” en “[R.], nog steeds
geen bloed aan je handen” hebben heroverwogen en dat zij niet meer het
voornemen hebben om tot verwijdering van dergelijke spandoeken over te
gaan. Eisers hebben hun vorderingen niettemin gehandhaafd, omdat zij
vanwege de voorgeschiedenis weinig fiducie in deze toezeggingen hebben.
Nu de Staat echter heeft verzekerd dat het thans ingenomen standpunt
alleen bij “zeer drastische” verandering van omstandigheden zou kunnen
worden gewijzigd en de gemeente Amsterdam zegt daarvan alleen bij
“fundamenteel andere omstandigheden” terug te kunnen komen, is er voor
een voorziening in kort geding terzake van deze teksten thans geen
aanleiding. Bij deze stand van zaken hebben eisers daarbij immers geen
(spoedeisend) belang meer.

6. Resteert de vraag of het de Staat moet worden verboden om de poster
met de reisbureau tekst van het pand [adres] in Nijmegen te verwijderen,
althans of een dergelijk verbod dient te worden uitgesproken zo lang van
een strafrechtelijke veroordeling op basis van deze poster (nog) geen
sprake is. Een vordering van die strekking tegen de burgemeester van
Nijmegen is voor de zitting ingetrokken, zodat het openbare orde aspect
buiten deze zaak valt.

7. Het verwijderen en in beslag nemen van de poster vormt een inbreuk op
het recht op
vrijheid van meningsuiting zoals vastgelegd in artikel 10 van het EVRM.
Volgens het tweede lid van dit artikel kan dat recht worden onderworpen
aan beperkingen, mits die bij de wet zijn voorzien en in een
democratische samenleving noodzakelijk zijn, bijvoorbeeld in het belang
van het voorkomen van strafbare feiten of van de bescherming van de
goede naam of rechten van anderen.

8. Volgens de Staat is het verwijderen en in beslag nemen gebeurd wegens
een redelijk
vermoeden dat hier sprake is van het misdrijf smaad en/of laster,
althans belediging.
De wettelijke basis van deze beperking van de vrijheid van meningsuiting
moet derhalve
worden gevonden in de artikelen 261, 262 en 266 van het Wetboek van
Strafrecht en artikel 96 van het Wetboek van Strafvordering.

9. Het doel dat de Staat met het verwijderen van de poster wil dienen is
het belang van het
voorkomen van strafbare feiten. Ook in dat opzicht is aan de voorwaarden
van artikel 10 lid 2 EVRM voldaan.

10. Het belangrijkste criterium is echter dat de beperking van de
vrijheid van meningsuiting
noodzakelijk moet zijn in een democratische samenleving. In dit verband
is het volgende van belang. Met de tekst en de vormgeving van de poster
wordt uiting gegeven aan de boosheid en verontwaardiging over het
omkomen van elf gedetineerde vreemdelingen bij de brand in het
cellencomplex op Schiphol-Oost op 27 oktober 2005. Vast staat dat de
omgekomen personen voor hun veiligheid volstrekt waren overgeleverd aan
de zorg van de Staat. Mede daarom heeft deze gebeurtenis grote
maatschappelijke onrust veroorzaakt. Onderzoek zal moeten uitwijzen of
de Staat zodanige veiligheidsmaatregelen had getroffen als
redelijkerwijs nodig was om te voorkomen dat de gedetineerden een
dergelijk lot trof en of ook ten tijde van de brand alles is gedaan wat
redelijkerwijs mogelijk was om de gedetineerden te redden. Zolang dat
niet is aangetoond moet ernstig rekening worden gehouden met de
mogelijkheid dat de Staat te kort is geschoten in de zorg voor deze
gedetineerden, wat een zeer ernstige misstand zou opleveren.

11. Niet valt in te zien dat naar aanleiding van deze gebeurtenis alleen
kritiek zou mogen worden geuit op de overheid of het beleid en waarom de
minister onder wier verantwoordelijkheid die gedetineerden daar zaten
daarop niet ook zou kunnen worden aangesproken. Uiteraard zal het
daarbij moeten gaan om kritiek op de minister als zodanig en niet als
particulier persoon. Daaraan is in dit geval voldaan, ook al staat de
voornaam van de minister op de poster. Het is in Nederland immers niet
ongebruikelijk dat bewinds-personen in de verschillende media ook met
hun voornaam worden aangeduid. Volgens de jurisprudentie van het
Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) moet een politiek
verantwoordelijk persoon als een minister zich daarbij meer laten
welgevallen dan een gewone burger. De grenzen van de toelaatbare kritiek
zijn hier ruimer. De woorden “reisbureau” en - het door de minister zelf
gebruikte - “adequaat” op de poster zijn duidelijk sarcastisch bedoeld,
terwijl met de (impliciete) verwijzing naar de concentratiekampen uit de
Tweede Wereldoorlog kennelijk is overdreven om te choqueren. Ook
uitlatingen die kwetsen of choqueren vallen echter onder de vrijheid van
meningsuiting, zeker als die worden gedaan in een verhit publiek debat
zoals dat na 27 oktober 2005 is ontstaan.

12. Ofschoon het dus nog maar zeer de vraag is of het ophangen van de
poster tot een
veroordeling zal leiden en het goed denkbaar was geweest dat het
Openbaar Ministerie ook deze poster uiteindelijk ongemoeid had gelaten,
valt het onder de beleidsvrijheid die het Openbaar Ministerie toekomt om
niettemin over te gaan tot strafvervolging.
In een geval waarover zo verschillend kan worden gedacht en waarover
zo’n verhit publiek debat wordt gevoerd mag daarbij echter worden
verlangd dat het niet blijft bij inbeslagname, maar dat de zaak met
bekwame spoed wordt voorgelegd aan de strafrechter. In een andere zaak,
die ook betrekking heeft op deze poster, is dat kennelijk al gedaan. In
het geval van [eiser3] hoeft dat in ieder geval niet moeilijk te zijn.
Hij heeft zich bekend gemaakt en het feit erkend. Indien hij de poster
inmiddels weer heeft opgehangen kan dat bij die strafvervolging zonodig
worden betrokken.
Het zou echter in de gegeven omstandigheden buiten proporties zijn om de
poster nogmaals te verwijderen voordat de strafrechter in de zaak tegen
[eiser3] of in een vergelijkbare zaak heeft beslist. Voor de
strafvervolging is verdere verwijdering ook niet noodzakelijk.

13. De slotsom is dat een nieuwe beperking van de vrijheid van
meningsuiting door de poster
opnieuw te verwijderen in dit stadium niet noodzakelijk is in een
democratische samenleving. Het zal de Staat dan ook worden verboden de
desbetreffende poster van het pand aan de [adres] in Nijmegen te
verwijderen totdat de strafrechter in de zaak tegen [eiser3] of in een
vergelijkbare zaak in eerste aanleg heeft beslist.

14. Als de op een belangrijk punt in het ongelijk gestelde partij zal de
Staat worden
veroordeeld in de kosten van de procedure. In het geding tegen de
gemeente Amsterdam zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

BESLISSING IN KORT GEDING

De voorzieningenrechter:

1. Verbiedt de Staat om posters te verwijderen van de ramen van het pand
aan de [adres] met de tekst “Reisbureau [R.], arrestatie deportatie
crematie adequaat tot het bittere eind”, totdat de strafrechter in de
zaak tegen [eiser3] of in een vergelijkbare zaak in eerste aanleg over
de toelaatbaarheid van deze tekst heeft beslist.
2. Veroordeelt de Staat in de kosten van dit geding, tot heden aan de
zijde van eisers begroot op en te voldoen als volgt:
? aan eisers:
€ 61,= aan de bij hen gevallen kosten van vastrecht, en

? aan de griffier van deze rechtbank:
€ 183,= aan overig vastrecht,
€ 85,60 aan explootkosten, en
€ 816,= aan salaris procureur.
3. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
4. Wijst het meer of anders gevorderde af.
5. Compenseert de kosten in het geding tegen de gemeente Amsterdam
aldus, dat iedere
partij de eigen kosten draagt.

Gewezen door de vice-president mr. A.J. Beukenhorst,
voorzieningenrechter in kort geding in de rechtbank te Amsterdam, en
uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 24 november 2005,
in tegenwoordigheid van de griffier.

-- 
Th. J. A. de Bruin
Get PGP public key for <tdebruin@gmx.net>:
gpg --keyserver wwwkeys.nl.pgp.net --recv-keys 048F2213
key finger print 7669 F59C 1CA9 10A7 EFC7 DED0 BA59 46A2 048F 2213
--------------------------------------------------------------
 Afmelden, e-mail: kraken-post-unsubscribe@dvxs.nl
 Opnieuw aanmelden: kraken-post-subscribe@dvxs.nl
 Faq: kraken-post-faq@dvxs.nl 
 Website: http://krakenpost.nl
 [24 Nov 20:00u]: 267 abonnees + 343 niet-abonnees
--------------------------------------------------------------
 
ontvangsttijd Thu Nov 24 19:58:29 2005

Documentlocatie

Dit document staat op krakenpost.nl
voor de huidige en 11 maanden
het origineel blijft op skwot.dvxs.nl:
http://dvxs.nl/~skwot/{jaar}/{maand}/{nnnn}.html
 
kop