Alle personen en namen in dit boek zijn fictief. Enige overeenkomst met bestaande personen berust op louter toeval. (C) 1994 Henk Apotheker Alle rechten voorbehouden Omslagontwerp: Edd, Amsterdam CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG Apotheker, Henk De Vrije Singel Henk Apotheker. - Amsterdam: Luitingh-Sijthoff ISBN 90-245-1091-0 NUGI 331 Trefw.: romans oorspronkelijk. ======================================== HOOFDSTUK 1. ARNHEMMERS HOUDEN ADEM IN schreven de kranten vlak voor de uitspraak in het kort geding van huiseigenaar Pieter Hordijk tegen de bewoners van de Vrije Singel. Dat was een leugen, maar waarschijnlijk was het niet fatsoenlijk om te schrijven dat verreweg de meeste Arnhemmers zich verkneukelden van voorpret. De uitspraak kwam, en luidde dat de sloopvergunning voor de panden aan de Singel, respectievelijk nr. 43, 45 en 47, was afgegeven aan exploitatiemaatschappij AnPi B.V. van de heer Hordijk. Direct na de uitspraak trok een grote groep woedende krakers de binnenstad in, gevolgd door het leeuwedeel van de op dat ogenblik beschikbare politiemacht. Een kwartier later werden op de Singel barricades opgeworpen door krakers die zich in het kraakbolwerk hadden verborgen. De actie werd snel en efficient uitgevoerd, en de bemanning van de enige politiewagen ter plaatse kon alleen maar toekijken. Ze werden al snel ontdekt, met stenen bekogeld, en toen ze met gierende banden achteruit wegreden, bijna een lantarenpaal rakend, barstte de overwinningsroes bij de krakers los als pus uit een rijpe steenpuist. De agenten in de auto keken naar de sticker op hun dashboard: SLA VAKER EEN KRAKER. Het zag ernaar uit dat ze binnenkort de daad bij het woord mochten voegen. Na drie dagen draaide het circus op volle toeren. Krakers en ME-ers stroomden de stad in, politici legden verklaringen af en de kranten schreven over de tweede Slag om Arnhem. Winkeliers timmerden hun etalages dicht. Kroeglopers en schoolkinderen kwamen iedere middag herrie schoppen bij de barricade, tot de ME hen met zachte hand verwijderde. Meestal kostte dat weinig moeite, want het was februari en het vroor. Dennis Hiemstra had de eerste twee verdedigingslinies achter zich gelaten, maar was pas halverwege op weg naar het hart van de Vrije Singel. De toegang tot de derde ring was een stalen deur in een gangetje dat stonk naar verschaald bier en kattepis, en werd bewaakt door een jongen met paars haar. 'Ze weten dat ik eraan kom,' zei Dennis. De jongen keek hem stuurs aan terwijl hij iets in de intercom fluisterde. Het zijn m'n kleren, dacht Dennis. Gymschoenen. Parka. Spijkerbroek. Helemaal fout. Het luidsprekertje kraakte en aan de binnenkant van de deur klikten de sloten. De jongen duwde, maar het grijze metaal gaf geen millimeter mee. Een nieuweling, dacht Dennis. De jongen worstelde vergeefs met de deur, flarden voering van zijn leren jack slingerden als zeewier langs zijn dunne benen. 'Hij is te zwaar voor de scharnieren,' zei Dennis. Hij schoof de jongen opzij, pakte de knop en gaf een ruk omhoog. De deur zwaaide met kreunend geluid open. 'Ietsje optillen,' zei Dennis, en liep de corridor in. Hij keek naar de oude bewakingscamera en onderdrukte de neiging een gezicht te trekken. De deur aan het einde van de gang stond op een kier. Dennis haalde diep adem en liep naar binnen. In de verste hoek van de bunker lag iemand onder een lange jas te slapen. Er stond een tafel met de bewakingsmonitor, intercom en schakelaar voor de deur, een wereldontvanger en een kleine noodzender. Er hingen gasmaskers aan de kapstok en er stond een geel uitgeslagen ijskast naast de elektrische kachel, aangesloten op een te dun verlengsnoer. Twee in het zwart geklede jongens hingen in een oude, leren bank en keken hem strak aan. Dennis hoorde de deur in het slot vallen. Hij glimlachte. 'Wat heb je te melden?' zei Arthur. Zijn bleke huid stak scherp af tegen het zwartgeverfde haar. Hij trok met opeengeklemde lippen aan zijn sigaret. Dennis had de andere jongen nog nooit gezien. 'Ze willen een afspraak maken over de geweldloze blokkade.' Alhoewel het drie dagen geleden was dat Dennis zijn tanden had gepoetst, dwong hij zichzelf te glimlachen. 'Wie?' 'De politie.' 'Gooi hem eruit.' Het was een meisje, onder de lange jas, en ze sliep niet. Arthur drukte zijn sigaret uit in een overvolle asbak. 'Jij hebt met wouten gepraat?' 'Ja. Een pelotonscommandant. Hij wil de geweldloze blokkade geweldloos opruimen. Of er dan vanaf de barricade even niet gegooid kan worden.' 'Je bent een klootzak, Dennis.' 'Schelden mocht wel. Met spugen hebben ze moeite.' Arthurs kaakspieren zwollen. 'Wat heb je gezegd?' 'Dat ik zou informeren.' 'De staat is niet te vertrouwen.' Dennis schudde zijn hoofd. Die pelotonscommandant was over afspraken begonnen, en dat was ongewoon. Hoopvol. 'Wat kan er fout gaan? Als ze toch gaan rammen, krijgen zij een slechte pers.' Hij wreef over zijn ogen. 'Hij had geen snor.' 'Niemand is te vertrouwen.' Arthur staarde Dennis woedend aan. 'Waarom lult hij met de wouten?' vroeg de jongen. 'Omdat Dennisje altijd een grote bek heeft gehad,' zei Arthur zonder zijn ogen van Dennis af te wenden, 'omdat hij dacht dat hij de baas van de Vrije Singel was.' De haren in Dennis' nek kwamen prikkelend overeind. 'Daarbuiten is iedereen bang en opgefokt. We weten allebei wat er gebeurt zodra het feest begint. Die geweldlozen zitten in hun regenjekkies tussen hamer en aambeeld. Daarom praat ik met een wout. En met jou.' Een liedje galmde zachtjes door de luchtschachten van de bunker. Geweldlozen zongen altijd liedjes, en altijd dezelfde. Dennis ergerde zich dood aan die liedjes. Hij sloeg zijn ogen neer. 'Hoeveel betalen ze nou?' zei de jongen. 'Doe een oproep op de radio,' zei Dennis. 'Je woont hier niet meer,' zei Arthur. 'Morgen woont hier niemand meer.' Dennis stond op. Tot zijn verbazing had de jongen een honkbalknuppel te voorschijn gehaald. 'Jullie hebben te lang in deze vesting gezeten. Een bunkermentaliteit, zo heet dat.' 'Flikker op, Jefe,' siste Arthur. 'Nog een prettige ontruiming dan maar,' zei Dennis. Het was doodstil toen hij naar buiten liep. In de corridor draaide hij zich om en gaf de deur een zwiep. Het was de belangrijkste deur van de Vrije Singel, gemaakt van dubbele stalen platen en hij woog tweehonderd kilo. Het gevaarte sloeg dicht met het geluid van duizend kerkklokken. Dennis wreef over zijn oren. Hij keek op zijn horloge. Halfvier in de ochtend. Aanvalstijd. Hij zat naast Rene, onderuitgezakt op een pootloze sofa met zijn armen kouwelijk over elkaar geslagen. Bij hun voeten stond een oliedrum waarin een vuurtje walmde. Alleen de kruin van Rene stak boven de kraag van zijn lange leren jas uit. 'Toen kwam dat jongetje met die knuppel achter me aan, en werd het nog een heel gedoe in de gang.' Hij snoof. 'Ze zien me nu officieel als verrader, denk ik. ' Dennis keek naar de onbeweeglijke jas. Misschien zie ik alleen de huls, dacht hij, misschien zit de echte Rene daarbinnen in z'n ondergoed tv te kijken. Oliekacheltje aan, rumcola bij de hand. Tevreden alleen. 'Hallo,' zei hij in de kraag. 'Ik hoor je wel,' zei Rene, 'je werd boos en smeet met de deur. Geweldig. ' 'Hij behandelde me als oud vuil. Hij behandelt die geweldlozen als oud vuil.' 'Arthur is een beetje punkig,' zei Rene, 'Punks behandelen hun eigen lijf ook als oud vuil.' Dennis wreef opnieuw over zijn oren, terwijl hij over de zandvlakte staarde die drie dagen geleden nog een beklinkerde parkeerplaats was geweest. Krakers slenterden doelloos rond terwijl hun adem wolkjes vormde, door de bivakmutsen heen. Aan de straatkant van de parkeerplaats lag een enorme barricade van zand, oude wasmachines en stukken steen. De kleine vrijstaat werd verlicht door twee grote bouwlampen die aan de gevel van de Vrije Singel hingen. Op het dak knetterde een noodaggregaat. Midden in de barricade stond een eenzame straatlantaren die de eerste nacht van de anti ontruimingsactie nog had geschenen. De tweede nacht al waren stroom en water afgesneden. Het was de derde nacht, en Dennis had zich al die tijd niet gewassen. 'Hij haalde zelfs onze bijnaam van stal,' zei Dennis. Rene werd ook indertijd Jefe genoemd, toen ze bewoners van de Vrije Singel waren, en zich voorbereidden op de onvermijdelijke ontruiming. Dennis huurde sinds een half jaar een HAT-eenheid. Rene had een woninkje gekraakt in het centrum. De Jefe's waren finito. 'Moet je niet naar die agent?' zei Rene. Als hij zou boksen was hij vlieggewicht geweest, maar hij had een hekel aan sport. Dennis hees zich overeind. Hij begon stijfjes te huppelen en met zijn armen te slaan. Met zijn een meter negentig en bijna tachtig kilo had hij het figuur van een volleyballer, maar volleybal had hij niet meer gespeeld sinds zijn middelbare schooltijd. Ik heb geen zin om naar die agent te gaan, dacht hij. Zijn oren suisden nog steeds, en het huppelen bezorgde hem een bonkende hoofdpijn. Hij stopte, maar bleef met zijn armen slaan. 'Bij iedere grote actie hoort een grote vergissing,' zei hij over zijn schouder tegen Rene, 'in Dodewaard wilde ik niet op die gore latrine en had ik constant darmkrampen. Bij de Vrije Keyzer had ik m'n portemonnee niet bij me. Drie dagen wittebrood met jam.' Dennis rekte zijn nek. Het kraakte. 'En dit keer? Je oude medailles vergeten?' Dennis hoorde hem niet. Nanda. Haar ranke hoofd met het korte, steile haar stak iets boven haar vriendinnen uit. Grote, felle ogen en een glimlach om haar mond, die daardoor een beetje gulzig leek. Ze kwamen door de opening in de barricade het terrein op, zes, zeven meiden. De vrouwengroep. Ze hadden hem direct in de gaten, ze leken een collectief bewustzijn te hebben en draaiden zich naar hem om als een school vissen. Nanda keek hem op een afstand van twintig meter recht in de ogen. Ze maakte zich los van de groep en liep rustig op hem af, haar smalle heupen soepel bewegend onder de ruime legerbroek. Haar vriendinnen, ingepakt als Michelin-mannetjes, bekeken hem met onverholen minachting. Ze droeg haar korte motorjack met de kraag open haar hals leek dun en kwetsbaar. Dennis keek haar aan. 'Dag Dennis.' 'Dag Nanda.' Ze was blijven staan, een meter van hem af. Hij zou haar kunnen aanraken met zijn koude, blauwe vingertoppen. 'Doen we erom wie het eerst zijn ogen neerslaat?' vroeg ze. Dennis keek naar zijn voeten. 'Sorry, wat zei je?' Ze glimlachte, hij zag nog net dat ze glimlachte. 'Hoe gaat het?' 'Koud,' zei Dennis, 'en met jou?' "t Gaat goed. Ik ben verhuisd, ik woon nu in de Garage.' De Garage was een vrouwenpand. Hoewel hij allang wist dat ze daar woonde, voelde hij zijn maag reageren. Haar lippen waren blauw, ze droeg geen das. 'Weet je al waarom je...' Dennis zocht naar het goede woord. 'Waarom ik op mannen ben afgeknapt?' Het klonk als een formule. 'Ik zou het liever beperken. Tot een man, als je het niet erg vindt. ' 'Het was niets persoonlijks. Echt niet.' 'Je bedoelt dat ik geen persoon ben?' 'Flauw, Dennis. Het is een keuze voor mezelf. Het was telkens dezelfde illusie, dezelfde fout. Er moest iets veranderen. ' 'Wauw. Is dat alles?' Ze kneep haar ogen een beetje dicht. Ze glinsterden opeens. 'Nee. Ik wilde weten hoe het met je gaat.' Dennis keek naar zijn plastic gymschoenen. Zijn voeten waren gevoelloos. Hij trok de grijze das van zijn nek. 'Zeg, jij bent toch de Nanda die niet van mijn lijf te branden was, twee maanden geleden?' Hij keek haar aan. Haar glimlach was verdwenen, ze was kwaad, op slag. 'Klootzak.' Maar ze bleef staan. 'Verliefdheid kan opeens over zijn. Maar we waren maatjes. En maatjes dump je niet zomaar, zonder verklaring.' Ze schudde ongelovig haar hoofd alsof ze te verbijsterd was om te reageren, een standaardgebaar binnen de vrouwengroep. Er hoorde een woord bij, 'Mannen!' of 'Kerels!'. Maar Nanda zweeg. Dennis hield haar zijn das voor. 'Ik bedoel dit niet symbolisch, hoor. Het is koud.' Nanda pakte de das aan. De spieren van haar gezicht en nek trokken scherpe lijnen onder haar huid en Dennis dacht aan hoe ze onder hem had gelegen, terwijl haar ademhaling gelijk op ging met zijn bewegingen. Nanda deed een stap opzij, hield de das omhoog en smeet hem in de oliedrum, draaide zich om en liep naar haar vriendinnen, die elkaar gierend van het lachen op de schouders sloegen. De oliedrum rookte als een schoorsteen. Dennis bewoog zijn tenen. Een tinteling, meer niet. Hij draaide zich om naar de sofa. Rene's grijze ogen bekeken hem koeltjes. 'Je grootste vergissing van deze actie heb je net gemaakt, Dennis.'