terug index zwartboek juridisch

Vroeger en nu

Waarschijnlijk is kraken in Amsterdam nog steeds een dagelijks verschijnsel. Niemand weet precies hoe vaak het gebeurt, maar het staat vast dat er regelmatig mensen 'illegaal' een woning of ruimte betrekken. Meestal gebeurt dit spontaan. Een kleinere groep mensen kraakt echter vanuit de eind jaren '60 ontstane krakersstructuren in de stad. Deze structuren zijn gericht op het wederzijds helpen bij kraken en het opbouwen en doorgeven van kennis en voorzieningen. Uit de panden die de laatste jaren vanuit deze losse structuur gekraakt werden is een selectie voor dit zwartboek gemaakt.

Men dient te beseffen dat er sinds het ontstaan van het in collectief verband kraken veel is veranderd. Toen het huidige kraken haar eerste vorm kreeg aan het eind van de jaren zestig was er een combinatie van woningnood, een enorme leegstand en een grote groep jongeren. Je zou met die combinatie van factoren het ontstaan van het kraken bijna als een historisch onvermijdelijk gebeuren kunnen beschouwen.

Thans is dat anders. De woningnood is gebleven, (studerende) jongeren, werklozen en ouderen hebben minder te besteden dan in de vorige decennia het geval is geweest. Het aantal gedwongen ontruimingen wegens huurachterstand (met name van ouderen) steeg de afgelopen jaren schrikbarend.

De leegstand in de grotere steden is echter afgenomen. Vertrokken in de jaren '70 de bewoners van het centrum en de oude wijken massaal naar een rijtjeswoning met achtertuin in Almere of Purmerend, tegenwoordig is wonen in de stad weer populair. De toch al forse prijsstijgingen van onroerend goed nemen in Amsterdam exorbitante vormen aan. Zo is er op de woningmarkt een harde strijd ontstaan tussen hogere en lagere inkomens.

Hoewel het maar weinig wordt opgepikt zijn de ideologische aanzetten van het kraken hiermee scherper geworden: krakers vechten voor een plek in de stad tussen het geweld van prijsopdrijving en luxe appartementen. En zo is met de omstandigheden ook de aard van het door de krakers naar voren gebrachte probleem uitgebreid: het gaat niet alleen meer om de eis van woonruimte voor iedereen waarbij met name de overheid aangesproken wordt om maatregelen te nemen. Woningnood is ook een probleem geworden dat verband houdt met het ontstaan van een maatschappelijke tweedeling waarin het voor minder draagkrachtigen steeds moeilijker wordt om het hoofd boven water te houden en in de eerste levensbehoeften te voorzien. Voor verschillende groepen mensen wordt kraken dus steeds meer een absolute noodzaak.

Hoewel er tegenwoordig door de toegenomen populariteit van de stad weliswaar minder leegstand is dan vroeger, is het een nog steeds voorkomend verschijnsel. Dit verschijnsel wordt overigens voor een groot deel versluierd wordt door de aanwezigheid van kraakwachten: mensen die in hun behoefte aan woonruimte een van alle normale (onvervreemdbare) huurdersrechten ontdaan contract hebben getekend. Kraakwachten voorkomen dat het pand waarin ze verblijven gekraakt wordt maar kunnen te allen tijde door de eigenaar op straat worden gezet.

Natuurlijk is met de omstandigheden ook het kraken veranderd. Er is minder leegstand en de leegstand die wel voorkomt, is vaker van korte duur. Als het krakers lukt een breekijzer tussen de deur te krijgen betekent dat meestal dat er meer aan de hand is met het pand. En inderdaad, uit de relatieve toename van het aantal malen dat er knokploegen tegen krakers wordt ingezet, blijkt dat krakers zich steeds meer richten op panden van louche eigenaren. Dit zijn immers tegenwoordig de eigenaren die hun panden vaak leeg laten staan. Illustratief hiervoor is een eigenaar als Lüske die vorig jaar in de media kwam omdat hij met een dragline een bewoond kraakpand begon te slopen terwijl de bewoners binnen lagen te slapen.

Er mag dan het één en ander veranderd zijn, het belangrijkste principe is hetzelfde gebleven. Een kraker is iemand die een concrete oplossing vindt voor een concreet probleem: woningnood. Of de kraker dit nu onder woorden brengt of niet, de stap impliceert een belangrijk uitgangspunt: een woning is belangrijker dan verabsolutering van het eigendomsrecht. Het zou verstandig zijn van rechters en bestuurders als ze deze boodschap serieus zouden nemen.

 

Wonen in Amsterdam

Men is het er in het algemeen over eens dat er inmiddels genoeg woningen zijn gebouwd om iedereen te kunnen huisvesten. Echter: lang niet voor iedereen is wonen ook betaalbaar. Voor een (groot) deel van de bevolking beslaan woonlasten bijna de helft van het besteedbaar inkomen. Je kunt je sterk afvragen of het een wenselijke situatie is dat een van de primaire basisbehoeften zo'n zware wissel trekt op het uitgavenpatroon. Door de jaren heen hebben diverse actiegroepen gesteld dat het redelijk zou zijn als niet meer dan 15% van het inkomen aan wonen besteed zou moeten worden. Niet dat je gelijk er mee bewezen is, maar zelfs het CDA heeft dit streefgetal laatstelijk in haar verkiezingsprogramma opgenomen.

Hoe het ook zij, voor veel 'starters' op de woningmarkt is de discussie over maximale woonlasten nog theoretisch: zij beschikken überhaupt nog niet over (passende) woonruimte. De Studentenvakbonden wijzen er bijvoorbeeld op dat het voor studenten steeds moeilijker wordt om woonruimte te verkrijgen. Veel studenten zijn gedwongen om langere tijd een wooncarrière te volgen in onderhuur of, erger nog, als anti-kraker. Deze omvangrijke groep moet het stellen zonder enige vorm van (huur)bescherming.

Nadat de woningbouwcorporaties 'geprivatiseerd' werden, is de dwingende rol van de markt alleen maar sterker geworden. Met als argument dat de corporaties 'dure' woningen moeten bouwen om 'goedkopere' te kunnen financieren, worden veel woningen uit het bestand van de corporaties verkocht of boven de huursubsidiegrens verhuurd. In de praktijk blijkt dat het goedkoopste deel van de voorraad als eerste voor de bijl gaat en plaats maakt voor dure woningen.

Het kan echter nog gekker. Zo kocht woningbouwvereniging Het Oosten het pand van Oibibio aan de Prins Hendrikkade. Niet om er huurders in te vestigen, maar om er Ronald-Jan Heijn zijn 'new-age toko' te kunnen laten runnen. Argument van Het Oosten is dat "het een bijdrage wil leveren aan het 'leefbaar' maken van het stadscentrum". Dit past geheel in de trend om (voornamelijk de binnenstad van) Amsterdam aantrekkelijk te maken voor toeristen en investeerders. Net als in het geval van Het Oosten, waar 40 miljoen, door leden opgebrachte guldens, geïnvesteerd werden, zijn er vaak grote sommen gemeenschapsgeld gemoeid met dit beleid. Zo verkocht het Grondbedrijf eind 1998 het Scheepvaarthuis aan een investeerder voor een bedrag dat ongeveer 29 miljoen onder de marktwaarde lag, in de hoop dat de investeerder er een luxe hotel zou vestigen. In de regel gaat het om beslissingen waar nauwelijks democratische controle op is. Van de meeste verkapte subsidies heeft niemand weet. Vaak ook is de gemeente zelf belanghebbende geworden door het aangaan van een zogenaamde 'Publiek Private Samenwerking', een samenwerkingsverband tussen grote projectontwikkelaars en de overheid. De verzelfstandiging van het Gemeentelijk Grondbedrijf heeft inzicht in haar beleid en besluitvorming niet gemakkelijker gemaakt. Zelfs politici kunnen vaak maar met moeite gegevens boven water krijgen.

Tegelijkertijd vervult de gemeente nog steeds een belangrijke rol bij het opstellen van verordeningen en het afgeven van vergunningen. In het algemeen kun je je afvragen of een instantie die en vergunningen afgeeft en zelf met haar eigen belangen rekening moet houden wel in staat is om onafhankelijk haar werk te doen. In de in dit zwartboek uitgekozen praktijkvoorbeelden van ontruimde panden die we in het tweede deel behandelen zal blijken dat de gemeentelijke diensten bij het afgeven van vergunningen aan eigenaren van gekraakte panden bepaald niet onbevooroordeeld zijn (zie bijvoorbeeld Weteringschans 67).

In de loop der tijd is de rol van de overheid veranderd. Ze wil op veel vlakken een veel terughoudendere rol spelen en beschikt tegenwoordig ook over minder instrumenten dan vroeger. Haar rol als oppoetster van de stad neemt ze daarentegen met meer verve dan vroeger op zich.

Door die veranderende rol wordt de overheid ook steeds minder de instantie waar je eisen en vragen aan kunt stellen. Zo is ook het publieke debat aan inhoud en intensiteit afgenomen. De gang van zaken rondom Schiphol maakt pijnlijk duidelijk dat oplossingen van maatschappelijke problemen niet meer in het politieke en publieke debat gevonden kunnen worden. De strijd van Milieudefensie rond Schiphol speelt zich dan ook voor een belangrijk deel in de rechtszaal af.

Tegenwoordig heeft de overheid haar strategie om problemen door sociale tegenstellingen te smoren aangepast. Vroeger herverdeelde de overheid miljarden guldens om de scherpe kantjes van het kapitalisme af te halen. Vandaag de dag worden die groepen waar men mogelijke problemen verwacht niet meer massaal met subsidies bestookt. Het nieuwe toverwoord van vandaag heet 'preventie'. Daar waar problemen zich dreigen voor te doen wordt onmiddellijk preventief opgetreden om te voorkomen dat het probleem uitgroeit. Vond men vroeger dat een degelijk sociaal beleid de beste preventie tegen maatschappelijke problemen was, tegenwoordig ziet men vroegtijdige repressie als de beste vorm van preventie. Maatregelen die in dit kader genomen worden lopen uiteen van het preventief oppakken van eventuele onruststokers (demonstranten, hooligans) tot het verwijderen van daklozen, zwervers en hangjongeren uit het straatbeeld zodat men dat wat herinnert aan maatschappelijke tegenstellingen cosmetisch wegwerkt.

Keerden krakers zich vroeger al met de leuze 'Jullie rechtsorde is de onze niet' tegen het hele stelsel van rechters, politici en ambtenaren, heden ten dage heeft die rechtsorde minder te bieden dan ooit en lijkt er minder dan ooit reden te zijn om überhaupt vrijwillig iets met die rechtsorde van doen te willen hebben.

De gang naar de rechter is een levend bewijs van de depolitisering of ontmaatschappelijking van het kraken: de krakers gaan mee in de regels van het poldermodel, terwijl iedereen weet dat grote maatschappelijke doorbraken nooit in de rechtszaal bereikt zijn. De koninklijke wapenleus is niet voor niets 'je maintendrai', ik zal handhaven. Op het moment dat de situatie rond een kraakpand teruggebracht wordt tot een geschil tussen eigenaar en 'illegale bewoners', is het al bij voorbaat gedepolitiseerd.

Wat dat betreft kunnen maatschappelijke bewegingen als Milieudefensie en krakers waarschijnlijk dezelfde conclusie trekken: de politiek heeft als platform voor het maatschappelijk debat aan betekenis ingeboet en in de rechtszaal heeft men nagenoeg niks te zoeken. Was 'hun' rechtsorde de krakers al niet welgevallig, anno nu is dat nog minder.

 

Het kraken van een pand

De meeste mensen stellen zich het kraken van een pand voor als iets wat bij nacht en ontij gebeurt. In Amsterdam doet men gelukkig niet alsof kraken een half criminele aangelegenheid is. Hier wordt in de regel in alle openheid, dus overdag, gekraakt. Als de deur is geforceerd wordt het zogenaamde kraaksetje naar binnen gebracht. Na het plaatsen van dit setje, bestaande uit tafel, matras en stoel, heeft de nieuwe bewoner zijn of haar 'huisrecht' gevestigd. De politie die arriveert, gebeld door buurtbewoners of de krakers zelf, wordt het pand binnen gelaten zodat ze officieel kunnen constateren dat het gekraakte pand leeg stond. De dienstdoende agent stelt een rapportje op en ieder gaat zijns weegs. Zo gaat het in de regel, al laat dit niet onverlet dat er soms wel eens een wapenstok 'uitschiet', of dat een kraker die niet op zijn strepen staat onterecht 'overtuigd' wordt dat het zo toch echt niet werkt.

 

Officier, rechter en gemeente

Hoewel de gemiddelde eigenaar schrikt als hij te horen krijgt dat zijn pand is gekraakt kan hij zich gerust stellen met de wetenschap dat er direct een heel legertje ambtenaren en juristen voor hem aan de slag gaat. Bij het doen van aangifte op het politiebureau adviseert de politie de eigenaar vaak over de manier waarop het meest kansrijk een aangifte gedaan kan worden. Vervolgens wordt de aanklacht doorgestuurd naar de officier van justitie, die bekijkt of ontruiming haalbaar is. Daartoe staan de officier twee strafrechtartikelen ter beschikking: artikel 138/139 (huis- of lokaalvredebreuk), voor gevallen waarin het pand tijdens de kraak bewoond of in gebruik was, en artikel 429sexies als het pand nog geen jaar leeg stond. Beslist de officier positief over de aangifte, dan kan ontruiming volgen. Dit is dan een ontruiming op grond van strafrecht.

Beslist de officier echter negatief dan kan de eigenaar daarna een kort geding opstarten, waarin hij voor een rechter aannemelijk moet maken dat hij op korte termijn iets met het pand wil gaan doen. Wijst de rechter vervolgens in het kort geding de eis tot ontruiming toe, dan is er sprake van een ontruiming op basis van civielrecht.

De derde partij die invloed op ontruimingen uitoefent is de gemeente. Weliswaar kan de gemeente zelf geen ontruimingsvonnis afgeven, maar door het versneld afgeven van de voor een ontruiming benodigde vergunningen aan een eigenaar kan zij wel op een ontruiming aansturen. Andere middelen waarmee de gemeente een beslissing tot ontruiming kan beïnvloeden zijn het aankopen van panden en het al dan niet verlenen van politiebijstand.

Al in de jaren tachtig heeft de gemeente gesteld niet te willen ontruimen voor leegstand. De praktijk blijkt echter anders te zijn.

terug index zwartboek juridisch