JAN-FRANK GERARDS
De hele stad was solidair
Er is nog hoop op een betere wereld, meent Jan-Frank Gerard (1958). Als de mensheid zich maar niet steeds opnieuw voor dogmatische karretjes zou laten spannen. Hij betreurt het dat de acties rond de Piersonstraat in 1981 in Nijmegen niet tot echte vernieuwing hebben geleid. Zelf blijft hij trouw aan zijn anarchistische principes, met de uit Engeland overgewaaide streetparty als actiemiddel.
Sinds jaar en dag huist Jan-Frank in het voormalig kraakbolwerk in de Pontanusstraat. Daar deelt hij keuken en sanitair met nog zes bewoners, maar van een hechte woongroep is geen sprake meer. Hij werkt - eerst met behoud van uitkering, maar sinds een paar jaar als banenpooler - voor Stichting Kleinschalige Ontwikkelingsprojecten. Al vijftien jaar voert hij voor de stichting projecten uit in Midden-Amerika.
Spaanse Burgeroorlog
Jan-Frank was een jongen die zich op de middelbare school al naar de ‘linker hoek’ bewoog. Hij was actief voor Amnesty International en las alles over de Spaanse Burgeroorlog, maar nergens kreeg hij ondersteuning voor zijn denkbeelden. ‘Ik was een eenling, op school noch thuis werd over die onderwerpen gediscussieerd. Tot mijn zeventiende dacht ik nog dat er met mij iets niet klopte. Ik voelde me helemaal niet thuis op deze planeet. Maar later ontdekte ik dat er toch ook een andere manier van omgaan met mensen bestaat, zonder vijandbeeld en met respect voor het individu.’ Jan-Frank noemt zichzelf na twintig jaar nog steeds anarchist. ‘Het hiërarchisch machtsdenken heb ik nooit vertrouwd’, zegt hij. Het communisme is voor hem een uitingsvorm van dat denken. ‘Die klote-communisten’ zegt hij een paar keer in ons gesprek. Misschien valt die antipathie wel te verklaren door zijn verregaande identificatie met het anarchistische kamp uit de Spaanse Burgeroorlog. Anarchisten en communisten bestreden elkaar toen op het laatst op leven en dood.
Jan-Frank stak in 1977 van zijn geboorteplaats Elst de Waal over om te studeren aan de lerarenopleiding in Nijmegen. De Nijmeegse radicale studentenbeweging uit de jaren zestig en zeventig, waarin het marxisme centraal stond, was al danig op zijn retour. Hij kwam in 1978 in aanraking met de antimilitaristische actiegroep Onkruit. Onder die noemer vonden verschillende clubjes elkaar in de ‘directe actie’, zoals het besmeuren van F-16 bommenwerpers met roze verf.
Jan-Frank noemt zichzelf geen ruig type met een grote mond. Hij was in die tijd eerder stil en verlegen. ‘Als er nieuwe mensen het kraakcafé binnenkwamen, dacht ik altijd: ‘Leuk, welkom’. Maar dan stuitten ze op zo’n muur van leren jassen die over hun schouder keken met een blik van ‘wat moet je hier’. Het leek wel of sommige nieuwkomers die houding zo snel mogelijk imiteerden om erbij te kunnen horen. Ik baalde daarvan. Maar ik was maar een muisje hoor, ik deed mijn dingetjes. Ik durfde daar echt niet tegenin te gaan.’ Nu zou hij daar wel raad mee weten. Jan-Frank praat beslist, maar zonder stemverheffingen.
Onze eigen speeltuin
Het doemdenken was volgens Jan-Frank dominant eind jaren zeventig. ‘Het was een troosteloze tijd’, vertelt hij, ‘Nijmegen had een werkeloosheidspercentage van meer dan 25 procent en er was een enorme woningnood. Wij probeerden daar iets tegenover te stellen door een eigen wereld te creëren in de kraakpanden. Er was een hoop te doen. Veel mensen hebben toen de ruimte gevonden om hun leven op een zinnige manier in te vullen. De kraakbeweging bood niet alleen onderdak, maar ook de mogelijkheid om allerlei activiteiten op te zetten. We wilden de wereld veranderen. Een groot gedeelte van de mensen die actief was in de kraakbeweging heeft nu een baan die voortvloeit uit wat ze toen ondernomen hebben.’
In Nijmegen stonden talloze grote kloosters en andere grote gebouwen leeg, rijp om te kraken. ‘In eerste instantie waren die kraakacties vooral een politiek signaal, later werd het een manier van leven. Het klussen aan die panden, aan auto’s en motoren, de journalistieke kant van de zaak waar mensen mee bezig gingen, zoals Radio Rataplan, het theater, de koekenbakkerijen en sapperserijen, de cafés, de boekhandels. Wat is er allemaal niet geweest! Daar hebben mensen echt hun plekje gevonden. We hadden onze eigen speeltuin met onze eigen leefsfeer. We konden ons de hele dag prima vermaken en hielden onszelf van de straat. Maar naarmate we onszelf meer isoleerden in onze panden en in ons eigen gelijk, verdween ‘het politieke’ naar de achtergrond. Totdat een pand echt ontruimd werd, dan borrelde het actiegevoel weer even op. Die ontwikkeling is er mede oorzaak van geweest dat de Nijmeegse kraakbeweging inzakte. Ondertussen zaten overheid en andere partijen niet stil. Er werden infiltranten ingezet, de politie trad harder op, in leegstaande panden werden kraakwachten gezet, in de pers werd een hetze ontketend tegen de kraakbeweging En wij hadden het niet in de gaten want wij waren veel te druk met onze pandjes.’ Jan-Frank zette zich in die tijd in voor het Aktie Informatiecentrum De Klinker.
Het woon- en werkpand in de Pontanusstraat werd in 1986 aangekocht door een door de krakers zelf opgerichte woningbouwvereniging. Op die manier konden ook andere panden behouden blijven. De bewoners hebben het pand in de Pontanusstraat zelf verbouwd en ook het onderhoud voeren ze nog steeds zelf uit. Verschillende bedrijven en sociale instellingen hebben er hun onderdak gevonden.
Piersonstraat
In een groot plakboek vol met foto’s, pamfletten en artikelen heeft hij alles over die roemruchte ontruiming van de Piersonstraat zorgvuldig bijgehouden. Hij komt er zelf ook in voor, getooid met muts en monddoek, boven op de barricades. Vanaf 15 februari 1981 hielden de krakers een week lang stand achter drie enorme barricades. De hele stad stond op zijn kop. De ontruiming van de barricades en de panden liep uit op een harde confrontatie met de ME. Het stadsbestuur wilde een parkeergarage bouwen in het centrum van Nijmegen, en daarvoor moest een deel van de panden in de Piersonstraat gesloopt worden. Al sinds 1976 protesteerde de buurt tegen die plannen, maar zonder resultaat. In juni 1980 wordt het pand De Eenhoorn gekraakt, en verder werden negen belendende huizen, die de oorspronkelijke bewoners hadden moeten verlaten, bezet. Vooruitlopend op de uitslag van een kort geding van de gemeente tegen de krakers werden er plannen voor een grootscheepse actie gesmeed. ‘We hebben met twintig mensen zitten vergaderen over wat we zouden kunnen doen, we hebben allerlei actievormen bedacht. Het belangrijkste was dat we de oorspronkelijke bewoners uit de Piersonstraat zelf niet in de wielen wilden rijden en dat zij zich achter onze acties zouden scharen. Wat er uiteindelijk gebeurde hadden we in onze stoutste dromen niet kunnen bedenken. De nacht van de opbouw van de barricades verliep erg soepel. Er heerste een goede sfeer en velen sloten zich in de loop van de week bij ons aan, ook mensen die niets met de kraakbeweging van doen hadden.
Van tevoren was er een afleidingsdemonstratie georganiseerd vanuit de Pontanusstraat, daar liep het hele politiecorps achteraan. Tegelijkertijd liepen zo’n tweehonderd mensen vastberaden vanuit een ander pand naar de Piersonstraat. En toen zijn we heel rustig gaan bouwen.’ Binnen een mum van tijd wist heel Nijmegen dat er iets aan de hand was en kwam kijken. Volgens Jan-Frank is het aan de zelfbeheersing van de krakers te danken dat de boel niet uit de hand liep, want de actie riep in eerste instantie veel weerstand op. Opgeschoten jeugd begon stenen naar de actievoerders te gooien, de eerste gewonde viel. ‘We hebben ons de hele tijd netjes gedragen. De kracht daarvan was dat mensen die niet met een helm op wilden lopen, maar wel sympathiseerden, geweldloze zitblokkades gingen vormen of naar de scholen gingen om met de stenengooiers te praten. Op een wonderbaarlijke manier veranderde toen de sfeer, ook de jongeren schaarden zich achter de krakers. Die enorme reactie, wat er tijdens die week allemaal gebeurd is, daar moet nog eens een boek over geschreven worden’, meent Jan-Frank. ‘Er kwam steun uit allerlei onverwachte hoeken, van Molukkers tot bejaarden die zeiden: "als ik nu jong was, dan kwam ik ook". Je zou de opnames van Radio Rataplan van toen moeten horen. De hoeveelheid eten die gebracht is! Het hele huis zat vol met brood en pannen soep, je kan het je niet voorstellen. Het leek erop of de hele stad solidariseerde. Enkele dagen na de ontruiming zijn op een demonstratie 17.000 mensen geweest en die demonstraties gingen een week lang iedere avond door. Ja, dat is iets heel moois geweest, het was heftig. Er kunnen een hoop dingen gebeuren als je op een manier die mensen aanspreekt je boodschap verkondigt. Je moet mensen prikkelen en ruimte creëren voor hun eigen inzet. In uitgekauwde actievormen waarbij van te voren al vaststaat hoe ze moeten verlopen, geloof ik niet. Er zit veel meer kracht in spontaniteit. Uit een organische chaos kunnen mooie dingen groeien, zolang je de boel maar niet gaat sturen. Lachend zegt Jan-Frank: ‘Dan denk ik dat er nog hoop is voor dit land!’
Leren jassencultuur
De hardhandige ontruiming door politie en leger, waarbij wel honderdtachtig traangasgranaten op de krakers werden afgevuurd en tanks werden ingezet om de barricades te slechten, riep veel weerstand op onder de bevolking. Jan-Frank dacht dat ze het pleit gewonnen hadden. Dat ze geen stenen meer hoefden te gooien en in overleg konden gaan met de buurtbewoners over hoe het in de stad anders zou kunnen gaan. ‘Maar veel mensen in de kraakbeweging draafden door in hun radicaliteit en bleven ruiten ingooien; er heerste nog steeds een enorme onvrede.’ Al vrij snel na de ontruiming van de Piersonstraat ontstond een andere sfeer. ‘We hadden macht en status gekregen, we hadden wat te vertellen, maar je zag het verworden tot inhoudsloos geschreeuw. Er was een leren-jassencultuur ontstaan.’
Twee jaar later werd Jan-Frank in Amsterdam bij de ontruiming van de Lucky Luik door de ME flink in elkaar geslagen. ‘Wij waren een blik uit de provincie dat werd opengetrokken door de Amsterdamse kraakscene. Het ging erom dat ze nog zo’n tien tot twintig mensen tekort kwamen voor de herkraak. Dus kwamen wij met een busje voorrijden uit Nijmegen, het was immers voor de goede zaak. Maar we mochten niet eens op de vergadering van de kraakgroep komen, we hadden geen vertegenwoordigers. Ik kreeg steeds meer moeite met de arrogantie van die Amsterdammers. De manier zoals wij als actie-vee werden ingezet, heeft mij enorm tegen de borst gestuit. Het effect van je daad kun je van tevoren nooit helemaal bepalen, maar wel het doel ervan. Het moet een politiek doel hebben, ik wil daar een ideaal in herkennen. Achteraf werd mij een heleboel duidelijk. Dan blijkt dat er zowel in Amsterdam als in Nijmegen een hoop speed en alcohol gebruikt werd. Die hele bier-punkscene, dat no-no gedrag heeft me erg tegengestaan, al heb ik dat pas later in de gaten gekregen.’ Jan-Frank was niet de enige die zich niet meer herkende in de vorm die de kraakbeweging aannam. Één voor één stapten de actievoerders op. Hij vraagt zich af waarom niemand hier eigenlijk tegen inging, of de veranderende sfeer ter discussie stelde. ‘Maar ik heb in feite hetzelfde gedaan, ik ben naar Nicaragua vertrokken.’
Hij beschouwt deze fase uit de kraakbeweging als een gemiste kans, ‘want tijdens de Piersonstraat zijn er zoveel dingen gebeurd, dat ik toen ben gaan geloven in de kracht die een actiebeweging zou kunnen hebben’.
Nicaragua
Jan-Frank stortte zich in de internationale actie. In 1985 vertrok hij met een door hem zelf georganiseerde bouwploeg naar Nicaragua om de Sandinisten te helpen bij de opbouw van het land. ‘Toen we na negen maanden terugkwamen herkenden we onze eigen vrienden niet meer. De hele scene was ingestort, iedereen liep met de ziel onder de arm.’ Wij hadden in Nicaragua juist het tegenovergestelde meegemaakt. In de Piersonstraat kwamen we heel even dicht bij een revolutionaire sfeer, maar in Nicaragua werd alles wat we aan abstracte politieke traktaten gelezen hadden, concreet. Daar heb ik bij boeren gewoond en met arbeiders gewerkt die op zo’n mooie manier vertelden over hun leven, over hun verzet en idealen, en dan konden ze er nog mooi gitaar bij spelen ook!’ Het contact met de Nicaraguanen noemt Jan-Frank zijn tweede politieke stimulans. Dat romantiek ook een drijfveer was om naar Nicaragua te gaan, ontkent hij niet. Niet voor niets was de Spaanse Burgeroorlog zijn grote hobby.
Streetparties
Jan-Frank heeft het actievoeren ondertussen nog niet verleerd. Hij is er van overtuigd dat je mensen nog steeds kunt bewegen om voor een betere wereld en een beter leven op te komen.
‘Toen was alles veel harder: de politiek stond tegenover de actiebeweging, de kraker tegenover de politie. Je kan niet van tevoren bepalen wat voor actievorm er moet komen en het moet niet meer op de manier gaan zoals toen, want dat past gewoon niet in deze tijd.’ Tegenwoordig organiseert hij streetparties waarin bijvoorbeeld voor de legalisering van drugs wordt gedemonstreerd. Met muziek en feest krijg je mensen ook voor een politiek doel op de been, meent hij. Hij volgt de gemeentepolitiek rond de stadsvernieuwing in Nijmegen met argusogen. Voor het zogenaamde Flash Gordonproject moeten midden in de stad een historisch pand, gerenoveerde huizen en een oorlogsmonument wijken voor zes woontorens boven op een enorme parkeergarage. ‘De Piersonaffaire herhaalt zich. Reken er op dat zeer veel inwoners van deze stad genoeg hebben van de slopersmentaliteit van het gemeentebestuur. Hoe het verzet vorm gaat krijgen weet ik niet, maar dat er wat gaat gebeuren als de plannen van de Gemeente doorgaan weet ik zeker.’