uitgebreide Kraakhandleiding '96/'97: hoofstuk 3 - Afdeling techniek en special effects
Hoofdstuk 3
Afdeling techniek en special effects.
Laten we dit hoofdstuk beginnen door te zeggen dat sommige van
de dingen die er in beschreven worden niet geheel legaal zijn
in dit landje, waar alles naar het schijnt in wetten gevangen
moet worden. Dit is echter ab-so-luut geen reden voor ons om
deze kennis niet te verspreiden, integendeel.
3.1 -Binnen komen.-
Ondanks dat bij kraken die via de kraakspreekuren georganiseerd
zijn meestal ervaren breekploegen geregeld zijn die
precies weten hoe je wat voor deur open moet krijgen, vinden
wij het belangrijk dat iedereen kennis heeft van de tech
niek(en), zodat de overdracht van deze kennis soepeler ver
loopt.
Meestal wordt een kraak gezet door een deur van de betreffende
woning open te maken, maar staar je daar niet blind op: andere
-soms veel toegangelijkere- plaatsen aan een pand zijn de
ramen en daken. Bekijk dus altijd ruim van te voren het pand
eens grondig (maar niet opvallend!) zodat je weet waar je het
makkelijkst naar binnen kan, en welk gereedschap je daarvoor
nodig denkt te hebben. Hierbij komt natuurlijk dat je door
ervaring leert zien wat eventuele zwakke plekken of hindernis
sen
kunnen zijn, maar deze handleiding dient nu eenmaal om je
daarbij op weg te helpen.
Om te beginnen iets over de verschillende typen sloten:
De drie typen sloten waar je het meest mee te maken krijg zijn
(in deze volgorde):
-
de vaste cylinder;
-
de woningbouwcylinder
-
het pinslot en
-
de losse cylinder.
Een beschrijving van de 4 verschillende typen en hoe ze te
herkennen:
1) De vaste cylinder.
Bij dit type slot zit de cylinder die
aan de buitenkant van de deur zit (het 'sleutelgat')
vastgeschroefd op het slot zelf, wat dan weer als geheel op de deur
gemonteerd zit. Dit type sloten kom je vaak tegen op buiten
deuren van panden. Ze zijn te herkennen aan de maat van de
cylinder, die ze onderscheidt van de 'losse cylinder' omdat ze
een stukje kleiner in diameter zijn. Ze hebben ongeveer dezelfde
diameter als een gulden. Vaak zit er dan nog een
beschermplaatje omheengeschroefd, laat je daar niet door
misleiden!
2) De woningbouwcylinder.
Dit type slot zit door de deur heen
gemonteerd, waarbij het eigenlijke slot binnen in de deur zit.
Het slot zit vastgeschroefd vanaf de smalle kant van de deur,
daar waar die in het slot valt. Deze sloten kom je vaak tegen
op buitendeuren van gerenoveerde panden en op de deuren van
etages die in het beheer zijn van woningbouwverenigingen,
vandaar de naam.
Ze zijn te herkennen aan hun karakteristieke
vorm: een cirkeltje van het formaat van een kwartje met het
sleutelgat er in, met daaronder een halve ovaal. Meestal
zitten ze een paar centimeter onder de deurkruk gemonteerd,
soms door een metalen plaatje heen.
3) Het pinslot.
Dit type slot wordt ook wel veiligheidsslot
genoemd, om de simpele reden dat het nogal lastig open te
maken is. Het zit binnen in de deur gemonteerd en heeft twee
pinnen die de deurpost in gaan. De cylinder zit binnen in het
slot en heeft 4 baarden (de 'baard' van een sleutel is de
onregelmatige, uit driehoekige hobbels bestaande zijde); de
sleutel ervan ziet er uit als een kruiskopschroevendraaier
waarvan drie kanten een baard hebben en een kant glad is. Het
is van buiten te herkennen aan het -vaak ovale- plaatje dat om
het sleutelgat in de deur is gemonteerd. Het sleutelgat zelf
heeft een diameter van ongeveer een centimeter. Dit type
sloten wordt vaak heel hoog of laag in de deur gemonteerd, en
bijna nooit in het midden.
4) De losse cylinder.
Dit type slot wordt in het buitenland
soms een 'portugese cylinder' genoemd, waarom weten wij ook
niet maar misschien heb je daar wat aan. Het is een slot dat
veel lijkt op de vaste cylinder, met als verschil dat het niet
aan het eigenlijke slot vasgeschroefd zit, maar aan de deur.
Het zit namelijk door de deur heen gestoken, en dan met een
borgplaatje met twee schroeven van de binnenkant af verankerd,
waarna het slot er bovenop gemonteerd zit. Aan de buitenkant
ziet dit type slot er uit als een iets te grote vaste cylinder
met een stevige ring er omheen; die ring zit er zodat de
cylinder niet naar binnen getrokken wordt door de borgschroeven.
Andere hindernissen op deuren.
1) Grendels.
Deze zitten soms op deuren, maar zitten bijna
nooit dicht: het is namelijk niet mogelijk om een grendel
dicht te doen van buitenaf. Als ze er echter wel op zitten,
leveren ze meestal niet veel problemen op: erg sterk zijn de
meeste grendels niet.
2) Koevoet- of antikraakstrippen.
Dit zijn metalen profiel
ijzers die langs de slotkant
(en bij heel erg paranoide huis
bazen ook langs de
scharnierkant) over de gehele lengte van de
deur gemonteerd zijn. Ze dienen om het onmogelijk te maken een
koevoet tussen de deur en de deurpost te zetten. Hierbij heb
je weer twee typen:
-
de enkelvoudige:
dit is een stuk hoeklijn (een stalen strip
die in de lengterichting een hoek van 90 graden heeft) dat
meestal met slotbouten op de deur vastgezet is. Dit type is
veelgebruikt, maar niet erg effektief.
-
de dubbele:
dit is ook weer een stuk hoeklijn op de deur,
maar nu met een stuk (min of meer) z-vormig stalen profiel op
de deurpost, dat als de deur dicht zit over de hoeklijn heen
valt. Dit type is redelijk effektief, maar als je naar binnen
wilt laat je je door dit soort ongein toch niet tegenhouden...
Het gereedschap.
Wat je in ieder geval meestal nodig hebt zijn een paar
ver
schillende (maten en vormen) koevoeten, en minimaal een
vuist
hamer. Verder zijn, afhankelijk van het type slot, soms een
zware (doorslag) schroevedraaier, een klauwhamer en/of een
moordenaar nodig. Als je spreekuur de beschikking heeft over
een kraakkrik (een omgebouwde autokrik) kan die vaak ook goed
van pas komen.
Hoe pak je welk type slot aan?
De methode die gebruikt wordt voor een deur met vaste cylinder
kan je zien als een soort basismethode: je krijgt er zowat
elke deur mee open, maar soms kan het stiller en/of eleganter.
Overigens loont het vaak de moeite, zeker als er verschillende
typen sloten op de deur zitten, om eerst te kijken of ze wel
allemaal op slot zitten (duwen), en de gebruikte techniek aan
de te verwachten problemen aan te passen.
-
De vaste cylinder.
De enige manier om dit type slot open te
krijgen is bot
geweld: je zet het klauweind van een redelijk
tot grote koevoet (afhankelijk van de verwachte kwaliteit van
de deur en sloten) tussen de deur en de deurpost, vlak boven
of onder het slot, laat een tweede lid van je breekploeg deze
er met het vuistje dieper tussen slaan en duwt dan -desnoods
met een paar mensen- de koevoet zo dat de deur open gedrukt
wordt.
Vaak slipt hierbij de koevoet tussen de deur en de deurpost
uit; dan zat hij er niet diep genoeg tussen of kan hij er niet
diep genoeg tussen. Een ander hierbij veel voorkomend probleem
is dat de deur niet naar binnen gaat, maar de deurpost scheurt
en naar buiten komt. Wat je dan moet doen is de koevoet met de
rechte kant helemaal aan de bovenkant van de deur tussen de
deur en de deurpost zetten, de deur daarmee naar binnen druk
ken,
in de ontstane speling een tweede koevoet (weer met de
rechte kant) zetten, en zo 'pootje over' naar het slot toewerken.
Je zet zo namelijk een hefboom tussen de deur en de
binnenkant van de deurpost, waardoor de kracht meer op het
slot komt te staan. Meestal is zelfs het sterkste slot daar
niet tegenbestand. Ook het gebruik van de kraakkrik wil vaak effectief
zijn, maar ook deze heeft te lijden onder wegglijden uit de deurpost,
en moet dan dus stevig op z'n plaats gehouden worden.
-
De woningbouwcylinder.
Voor dit slot is een hele elegante manier om het open te krijgen, die
helaas niet altijd werkt, maar wel vaak de moeite van het proberen
waard is. Als de cylinder namelijk voldoende ver uit de deur steekt
(minimaal een centimeter) dan kun je met een moordernaar het uit de
deur stekende deel afbreken. Als je vervolgens in het zo ontstane gat
kijkt, zie je een zwartstalen rondje zitten met daarin een onregelmatig
gevormd gat. Daar steek je een dikke schroevendraaier in (voorzichtig!)
en je draait. Als het goed is gaat nu de deur van slot. Mocht deze truuk
niet lukken, gebruik dan de methode van het botte geweld.
-
Het pinslot.
De techniek die hierbij gebruikt wordt is identiek aan die van de vaste
cylinder, maar er is meer geweld nodig. Overigens is de kans dat je een
pinslot als enig slot op de deur tegenkomt relatief klein: meestal worden
ze gebruikt in kombinatie met andere sloten.
Je kan het breken van een deur met pinslot vergemakkelijken door om het
pinslot heen met een scherpe, brede beitel een groef in de deur te slaan;
hierdoor zal de deur eerder scheuren. Je moet dan echter wel zeker weten
dat je de tijd hebt om dit soort fratsen uit te voeren.
-
De losse cylinder
Dit slot is zo'n beetje het makkelijkst om open te maken, doordat de
cylinders meestal met wat handigheid uit de deur te trekken zijn.
Hiertoe sla je een schroevendraaier achter de metalen borgring om die
los te wrikken, trekt die er met een klauwhamer af, en sla je vervolgens
een zwanehals koevoet achter de cylinder. Je kan nu met de koevoet de
cylinder uit de deur trekken, waarna je met een schroevendraaier het
slot open kan draaien.
3.2 -Zorgen dat anderen niet binnen komen-
Vaak is het wenselijk om na de kraak het pand een beetje
minder toegangkelijk te maken: zo kan je ongewenst bezoek
(smeris, eigenaars) wat langer of zelfs helemaal buiten houden,
en geeft het jou de tijd je maatregelen te treffen. Mocht het
van te voren bekend zijn dat een eigenaar een vervelende zak
is, dan valt het zeker aan te raden om in overleg met je
kraakspreekuur van te voren te inventariseren wat voor materiaal
je nodig denkt te hebben om je nieuwe huis goed
dicht te maken en te regelen dat er mensen zijn die helpen het
pand meteen na de kraak dicht te maken.
Hiervoor zijn zo'n beetje alle denkbare zware materialen te gebruiken,
maar die zijn vaak lastig mee te slepen naar een kraak zelf.
Wat echter vaak nuttig blijkt te zijn, zijn bedspiralen,
fretbouten (kop 13mm, lengte 10 cm) + bijbehorende 'carrosserieringen',
balken, balkhouders, en bouwstempels.
Als je meer tijd hebt, en je wilt je pand echt goed dicht maken kan je
gaan denken aan cv-radiatorplaat, steigerpijp en dergelijk materiaal.
Hiermee zijn de meest waanzinnige konstrukties in elkaar te lassen,
maar je woning wordt er echter wel tamelijk donker en onleefbaar van:
doe het dus alleen als je er een goede reden voor hebt of een grote
freak bent.
Waar dienen de bedspiralen e.d. voor?
Deze lichte materialen, die je bij de kraak op een bakfiets
mee kan nemen, zijn ideaal voor het provisorisch barrikaderen
van ramen en deuren. Door namelijk bedspiralen met fretbouten
(met een ring er omheen) op de raamkozijnen en deuren te
schroeven, wordt het heel wat moeilijker om er doorheen naar
binnen te komen. Als je er dan ook nog balken achter vastzet
met bouwstempels of balkhouders is al aardig zwaar gereedschap
nodig om het van buitenaf open te maken.
Het is overigens belangrijk om de punten waar je je
barrikademateriaal op stut goed vast te zetten: anders kan met het
nodige geweld de hele barrikade naar binnen geduwd worden. Er
zullen bij een kraak waar dit soort maatregelen nodig is, mits
deze goed georganiseerd is, altijd wel mensen aanwezig zijn
die eerder iets dicht gemaakt hebben, en weten hoe ze te werk
moeten gaan. Kijk dus zoveel mogelijk truukjes af, barrikaderen
is niet echt uit een handleiding te leren.
3.3 -special effects-
Vaak is het wenselijk/aantrekkelijk/leuk om je tegenstander
-wie dat dan ook is- belachelijk te maken of te hinderen in
zijn bezigheden. Hiertoe zijn vele middelen te verzinnen (wees
een beetje kreatief), maar een paar handreikingen wilen wij je
toch niet onthouden...
(overigens: alle gimmicks waarin verf wordt gebruikt zijn
beperkt houdbaar, vooral de kaarsvetverfbommen).
-
De verfbom.
Ondanks de naam zit er (meestal) niets explosiefs aan dit object,
dat vooral in grote aantallen nogal eens leuke vlekken achter wil
laten. In het kort komt het er op neer dat breekbare objecten met
terpetine verdunde verf gevuld worden, waarna er mee gegooid kan
worden. Ideale houders zijn oude gloeilampen en kaarsvethulsen.
Bij de eerste een voorbehoud, bij de tweede een uitleg hoe ze te
maken.
Verfbommen gemaakt van oude gloeilampen zijn makkelijk en snel
te maken, maar hebben een paar nadelen: het glas is scherp, en
dus gevaarlijk (wil je het risico lopen dat mensen waar je
eventueel op gooit echt gewond raken?) en gloeilampen zijn
niet in enorme hoeveelheden voorhanden. Als je ze wel wilt
gebruiken, gooi dan liefst op gebouwen en voertuigen ofzo.
Hoe ze te maken:
Neem een gloeilamp, peuter aan het eind van
de fitting waar het loden kontaktje zit dit laatste los.
Hieronder zit harde kunststof, dit kun je voorzichtig weghalen
met een dun tangetje. Steek nu een dun, hard voorwerp (bijvoorbeeld
een schroevedraaier) in het zo ontstane gat en maak
de glazen buis die midden in de gloeilamp zit kapot. Als je
niet erg voorzichtig bent, gaat de rest van de lamp ook kapot,
maar oefening baart kunst.
Nu kun je de lamp vullen met de een of andere vloeistof -vaak verf,
maar verdunde teer, stencilinkt, behangplak met kleurstof en dergelijke
zijn ook wel lollig. Als de lamp bijna vol is, stop je er een propje
krantepapier bij om hem af te dichten, waarna je er kaarsvet overheen
druppelt om een perfekte afdichting te krijgen.
Verfbommen gemaakt van kaarsvethulsen zijn een stukje lastiger
te maken, maar zijn veel beter in grote hoeveelheden te fabriceren,
en zijn wat levend-wezen vriendelijker.
Om de huls te maken ga je als volgt te werk:
Smelt in een pan met een flinke laag water een doos kaarsen,
nadat je deze eerst aan stukjes gebroken hebt. Het water mag
niet te heet worden: dan gaat het zich door het kaarsvet
mengen en worden je hulzen te zwak.
Vul een ballon met water, tot hij lekker in de hand ligt (zo'n
10-12 cm doorsnee). Zorg dat er nergens luchtbelletjes in
zitten: daar zou door het warme water de ballon scheuren.
Dompel nu de ballon met water in de pan, en til deze er voorzichtig
weer uit en dompel deze vervolgens onder in een pan
met koud water: er blijft een laagje kaarsvet op de ballon
zitten. Herhaal dit totdat de kaarsvetschil om de ballon
stevig begint te worden, bij zo'n 5 a 8 mm. Laat nu het water
uit de ballon lopen, maar zorg dat deze niet naar binnen
schiet: je kan hem nog wel een paar keer gebruiken. Trek de
ballon uit de kaarsvetschil en klaar is je huls. Vullen en
afdichten gaat net zoals bij de gloeilamp huls.
-
De 'verfblusser.'
Dit is een brandblusser die omgebouwd is,
zodat hij geen blusmateriaal maar verdunde verf blaast. Deze
apparaten zijn op zich simpel te maken en erg doeltreffend,
maar je ontkomt er nauwelijks aan zelf ook een beetje van
kleur te verschieten. Ook hier geldt weer: selektief gebruiken,
niet zomaar op iedere malloot van een smeris ofzo richten.
Ga als volgt te werk: Jat ergens een brandblusser van het type
dat niet permanent onder druk staat, dus met een draaiknop er
bovenop en/of een slagpin die je naar binnen moet slaan. Je
vindt ze bijvoorbeeld in intercitytreinen, universiteits- en
andere openbare gebouwen. Schroef nu de bovenkant -waar het
ventiel en dergelijke zit- er af. Als je voor je hem helemaal
los hebt gesis hoort: stoppen! Dan staat het ding namelijk al onder druk
en is er niets meer mee aan te vangen (sterker nog: als je hem
verder losdraait kan je je handen kwijt zijn. Jat dus bij
voorkeur verzegelde blussers).
Heb je de bovenkant er af, dan kun je de drukpatroon uit de fles
trekken en ergens veilig weg leggen. Nu schud je het bluspoeder
uit de fles, het stuift nogal en irriteert daarbij, dus zet er een
stofmasker bij op en gooi het spul direkt in een vuilniszak ofzo. Nu
kan je je fles vullen met verdunde verf of andere leuke vloeistoffen.
Gooi hem echter nooit helemaal vol: er moet ruimte overblijven voor de
drukpatroon en het drijfgas dat daar bij gebruik uitkomt. Boor vervolgens
de opening van de spuitmond (dus het eind van de slang waarmee je richt)
een beetje uit, om een mooie verfstraal te krijgen in plaats van een niet
te richten wolk.
Schroef nu de drukpatroon-met-bovenkant weer in de fles en zet
het ding ergens neer waar je er wat aan hebt, maar het niet
voor brandblusser aangezien wordt. Het gebruik ervan is hetzelfde als
van een brandblusser, allen moet je hem niet op vuurtjes richten
(explosiegevaar).
-
De stinkbom.
Dit is het allersimpelst: neem een breekbare
houder, vul die met iets wat walgelijk stinkt (je waswater
nadat je je jaarlijkse bad hebt genomen ofzo) en smijt dit
ergens naar binnen. Erg lekker ruiken produkten als maanden
bewaarde pis en boterzuur. De produktie van het eerste mogen
wij wel bekend achten, de produktie van het tweede is iets
ingewikkelder. Snij daartoe een aardappel fijn, gooi deze in
een pot, doe er water bij tot de aardappelbrokjes ruim onder
staan, gooi er wat benzine of olie op om te zorgen dat er geen
zuurstof bij kan komen en zet het geheel een paar weken warm
weg. Niet omstoten als je van mensen om je heen houdt.
-
De kraaiepoot.
Dit kleine maar o zo nuttige voorwerpje
dient meestal om het personen die jou willen pakken voor iets
waar jij niet voor gepakt wil worden te hinderen in hun voortgang.
Het bestaat uit vier metalen punten, die zo staan ten
opzichte van elkaar dat er altijd een omhoog wijst - de middenlijnen
van een tetraeder (een piramide met driehoekige basis).
Je maakt ze door stukken betongaas (dat roestige spul dat in
de bouw gebruikt wordt) aan kruisjes te slijpen en dan om te
buigen (de hoek die je buigt moet ongeveer 104 graden zijn).
Hierna het midden van het kruisje iets verstevigen met een
lasnaadje en de puntjes lekker bijvijlen. Vooral effektief als
ze netjes in het gelid met velen over straat gestrooid zijn.
Zo, dit lijkt ons wel genoeg special effects voor een kraakhandleiding,
meer van dit soort grappen en grollen valt te leren uit handige naslagwerken
als het 'terrorist handbook', de 's.a.s. survival guide' en -minder
betrouwbare recepten- het 'anarchist cookbook.'
Deze boeken ter lering ende vermaeck zijn vrijelijk en anoniem van het
internet (de digitale snelweg) af te plukken, dus ga daar eens een avondje
op rondwandelen, en je hebt alle informatie die je wilt (en meer). Wij weten
ergens een recept voor een kernbom te liggen maar dat geven we lekker niet.
3.4 -Water, gas en elektra-
Vaak is het van de aanwezigheid van de in dit hoofdstuk
behandelde voorzieningen afhankelijk hoe snel je je pandje in een
goed bewoonbare staat hebt. Dat water daarbij de allereerste
prioriteit geniet moge duidelijk zijn: ook al is het slechts
koud, je kan er mee schoonmaken, je wassen, eten koken en je
plee doortrekken.
Gas en elektra zijn weliswaar prettig om te
hebben, maar zijn vervangbaar: butagas fornuizen en geisers
bestaan; verlichting valt met olielampen tijdelijk wel te
regelen.
Je kan natuurlijk alles legaal door de overeenkomstige nutsbedrijven
laten aansluiten, maar je kan het ook zelf doen. Dit
is uiteraard illegaal, maar zolang niemand er achter komt: who
gives a fuck?
Vooral met gas en licht moet je natuurlijk
oppassen: niet alleen moet je goed weten waar je mee bezig
bent, ook moet je goed oppassen niet gesnapt te worden; want
dan kunnen ze heel vervelend gaan doen.
Soms is illegaal aansluiten echter de enige mogelijkheid: je
kan de rekening die het GEB je zou willen presenteren niet
betalen, of het net is afgekeurd, maar nog wel bruikbaar. Pas
in ieder geval altijd bij illegale aansluitingen goed op dat
je niet gesnapt wordt; ze zullen als ze het eenmaal weten
namelijk alles in het werk stellen om je af te sluiten en je
wat je volgens hun verbruikt hebt te laten betalen, met
daarbovenop nog eens boetes. Ook kunnen ze later heel erg
moeilijk gaan doen over eventuele legale aansluitingen.
Dit is geen pleidooi voor braaf burgerschap, maar voor
voorzichtigheid: als je zelf aan het aansluiten en gebruiken
gaat, zorg dan dat je niet gepakt wordt. Blindeer je ramen als
je het licht aan doet, en verbruik alleen het absolute minimum,
anders kunnen ze te gemakkelijk op straat doormeten dat er
ergens een 'lek' zit.
Voor wie het echter zelf wil doen, volg hier een aantal tips:
Waar vindt je de verschillende hoofdaansluitingen?
-
Water.
De hoofdaansluiting hiervan zit meestal onder een luik
meteen achter de voordeur; als je deze open draait zou je
leidingennet weer vol water moeten lopen. Als je een pand met
een kelder hebt, bevindt de hoofdaansluiting zich meestal
daarin.
Het valt overigens aan te raden om eerst even te
kijken of je net nog wel kompleet is, anders krijg je zo'n
kledderboel. Als er, wanneer je de hoofdkraan open draait nog
steeds geen water is, is het in de straat afgesloten door het
waterleiding bedrijf.
Dit is op zich geen probleem: zoek het
putdekseltje met een "w" er op dat het dichtste bij je voor
deur ligt, en kijk daaronder wat voor een vorm sleutel nodig
is om het weer open te draaien. Bij je plaatselijke kraakspreekuur
kunnen ze je waarschijnlijk wel vertellen waar je
zo'n sleutel kunt vinden.
Als er stukken leiding ontbreken, kun je die (tijdelijk)
vervangen door stukken stevige tuinslang, of bij dikkere
buizen door brandslang.
-
Elektriciteit.
Vlak achter de voordeur zit meestal de hoofdstoppen kast;
hierin zitten de stoppen die door het G.E.B.
verwijderd worden als de stroom afgesloten wordt. Deze kasten
zijn meestal verzegeld, dus als je zelf de stroom wilt aan
sluiten moet je dat zegel verbreken. Overigens geldt voor
stroom nog sterker dan voor water: kontroleer eerst de toestand
van het leidingennet; vraag hier eventueel advies over
bij iemand die er meer kijk op heeft.
Elektriciteit heeft nu eenmaal de nare eigenschap dat het graag
loopt waar jij het niet wilt hebben.
Maar goed: als je de zegels verbreekt, en de stoppen daarachter
er inzet, zou er stroom bij je meter moeten komen. Als je
deze er tussen laat zitten, had je net zo goed naar het G.E.B.
kunnen stappen. Haal je je meter weg, dan moet je wel opletten
welke draden je naar de daarboven gemonteerde stoppenkast
doorverbindt; kortsluitingen hier kunnen desastreuze gevolgen
hebben.
Aarzel dus ook hierbij niet om hulp in te roepen; het
zal zeker ook een prettige gedachte zijn te weten dat de
persoon die het aansluit dit eerder heeft gedaan en nog leeft.
Mocht je leidingennet te gaar zijn om er nog op te kunnen
vertrouwen (dat is vaak zo bij oude en/of uitgesloopte panden)
dan verdient het de aanbeveling om het provisorisch te vervangen
door geaarde verlengsnoeren. Deze moeten echter wel altijd
via een stop aan het net gekoppeld worden, waarbij de doorsmelt
waarde van de stop lager moet zijn dan die van het
snoer; anders smelt bij overbelasting je snoer en kan je brand
krijgen.
-
Gas.
De hoofdaansluiting hiervan zit altijd in de straat, maar
is bijna nooit afgesloten. Wat het GEB meestal doet is de
meters verwijderen; en aangezien deze dingen ook een drukregelaar
hebben zijn ze alleen te vervangen door andere meters.
Probeer, als er geen gasmeter meer in je pand is, dus aan zo'n
ding te komen; daarna is het gas relatief makkelijk aan te
sluiten.
Ook hier geldt uiteraard: als het leidingennet niet
goed is, onmiddellijk de hoofdkraan dicht. Gas heeft namelijk
de nare eigenschap dat het kan ontploffen...
Het opsporen van gaslekken is echter niet zo moeilijk: draai
de hoofdgaskraan op je meter open, en loop het hele net langs
met sterk geconcentreerd zeepsop, dat je op iedere verbinding
smeert. Als er zeepbellen ontstaan, heb je een gaslek te
pakken. Als de gasmeter er nog hangt bij de kraak wil dit
overigens niet zeggen dat het gasnet nog in orde is; de eigenaar
van het pand (of andere onverlaten) kan aan het net geklooid
hebben. Kontroleer dus altijd alles voordat je tot
permanente ingebruikname over gaat.
Overigens geldt voor gas
hetzelfde als voor elektra: ben je niet 100% zeker van je
zaak, vraag dan advies of hulp van iemand die dat wel is. Dat
is niet alleen veiliger, maar het slaapt ook wat rustiger.