Links Hoog Rechts

de herkraak van de Lucky Luyk


Dit hoofdstuk gaat over de herkraak van de Luyk, de ontruiming van een knokploeg. Deze eigen ontruimingsaktie, dus door krakers en kraaksters zelf, is een fel omstreden en heftige gebeurtenis in de aktiegeschiedenis van de Amsterdamse kraakgroepen. Het was niet nieuw dat we moesten vechten voor een pand of tegen knokploegen, maar nooit eerder hadden we dat zo openlijk massaal, met militaire discipline gedaan als bij de Luyk. Tenminste, zo werd de aktie in de kranten omschreven: als een perfekt georganiseerd en uitgevoerd plan dat bij wijze van spreken niet overtroffen had kunnen worden door een of andere anti-terreurbrigade. Een knappe aktie, maar des te meer heel eng, konkludeerde men, en een zeer gevaarlijke ontwikkeling. Want deze ontruimingsaktie was een ontoelaatbare militairisering van de kraakbeweging, een grove schending van de regels van de rechtstaat en eigenrichting -d.i. het recht in eigen hand nemen- bovendien.

Ook bij krakers en kraaksters had de herkraak veel beroering teweeggebracht, daar zat men eveneens met het militairiseren van de kraakbeweging in haar maag en vroeg men zich af of we met dit soort akties niet juist onszelf geweld aandoen dan dat we ermee kunnen aantonen dat het geweld voornamelijk tegen ons gebruikt wordt.

'Wat waren echter de argumenten voor -of tegen- een herkraak? Achteraf kunnen we die nog eens op een rijtje zetten en proberen een beeld te geven van de diskussie.

Daarbij, en niet geheel zonder eigen opvattingen in die diskussie, gaan wij in dit hoofdstuk wat dieper in op het probleem dat toen met de knokploeg in de Luyk zeer aktueel was en ook heel cruciaal voor de herkraak. Namelijk, konden wij als krakers en kraaksters alsnog rekenen op bescherming van ons huisrecht of woonbelang -en tegen knokploegen- door de gemeente, politie of justitie nadat zij ons in die knokploegnacht van 11 op 12 oktober '81 en de dagen erna zo volkomen in de kou hadden laten staan. Vanwege die vraag proberen we in dit hoofdstuk ook wat dieper in te gaan op enkele -politieke- motieven van de gemeente, knokploegen, politie en justitie voor hun optreden tegen het kraken en de mogelijke konsekwenties daarvan voor krakers en kraaksters. Hierdoor ontstaat hopelijk vanzelf, al is het teveel achteraf, een schets van de redelijke en onredelijke motieven voar het idee van de herkraak.

De vele en sterke argumenten tegen de herkraak betreffen vooral de kritiek dat de herkraak toendertijd werd gepresenteerd als een voldongen feit, waardoor er van diskussie nauwelijks sprake kon zijn. De keuze voor zowel de aktie, als het middel of het tijdstip, was, terwijl het om risikoos ging voor velen, op een nogal autoritaire manier bepaald.

Het verhaal van de herkraak zoals we dat in dit hoofdstuk willen behandelen heeft een min of meer chronologiese opbouw waarin achtereenvolgens Luske en de knokploegtruc, de rol van de politie, justitie en de gemeentepolitiek, de bedreigende situatie voor kraakpanden en dan pas de herkraak aan bod zullen komen.

En in die volgorde alles zoveel mogelijk in relatie tot de argumenten voor of tegen de herkraak en de vraag welke bescherming wij mochten verwachten voor ons huisrecht of woonbelang.

Een telkens terugkerend thema -ook in dit hoofdstuk- is de wrevel over Polaks rechtsorde, de openbare orde Politiek. De eisen van de kraakbeweging bij de Luyk waren redelijk en toch is het konflikt met politiegeweld beslist. Deze gewelddadige oplossing hebben we voor een groot deel te danken aan de politie en justitie, wier opvattingen een overheersende rol dreigen te gaan spelen in het openbare orde- beleid. De kraakbeweging moet haar generaals ter diskussie stellen, de gemeente ontruimt door.

scenario van de knokploegtruc

De ontruiming van de Luyk door Luskes knokploeg is niet het bloedigste voorbeeld van een knokploegontruiming zoals we die kennen. Zij is echter wel een van de meest duidelijke en provocerende voorbeelden ervan. Want de Luyk werd voor de kraakbeweging het grote symbool van de voortdurend dreigende knokploegterreur en het lakse optreden daartegen van de gemeente, politie en justitie. De dreiging van knokploeggeweld was voor de Luyk-bewonersters een dagelijkse angst, vooral nadat het pand in de Sonesta Koepelzaal -bij tijd en wijle verzamelplaats van de Amsterdamse onroerend goed-mafia- werd geveild. Op die veiling gaat het er schimmig aan toe en hoewel de bewonersters van de Luyk en ook het Gemeentelijk Grondbedrijf -die een oogje op het pand had voor jongerenhuisvesting- daar aanwezig zijn, duurt het maanden voordat bij de bewonersters bekend is door wie ze nou eigenlijk zijn gekocht.

Er gingen de wildste geruchten rond welke huizenhandelaar de nieuwe eigenaar was geworden en van wie we met knokploeggeweld rekening moesten houden. Na verloop van tijd krijgt de onzekerheid over het dreigende knokploeggeweld een soort gewenning en plotseling komt dan de knokploeg toch nog als een donderslag bij heldere hemel. Luske, knokploepleider en eigenaar van de Luyk, had intussen niet stilgezeten en de ontruiming goed voorbereid. Samen met zijn advokaat, Boekhoff -gezien de juridiese konstruktie van het ontruimingsplan- was er een plannetje bedacht dat kans van slagen had als de politie en justitie zich voorlopig afzijdig zouden houden door niet echt op te treden. De knokploeg moest het kunnen klaarspelen om in het pand te mogen blijven. De politie, voor wie knokploegen uiteraard ook geen lolletje zijn, heeft nog steeds geen richtlijnen tegen knokploegen en zal -wie weet- niet snel geweld riskeren om krakers en kraaksters te beschermen die ze mogelijk in de toekomst toch weer moet ontruimen. Soms is er dus een vaag gemeenschappelijk belang tussen de eigenaar van een gekraakt pand en de politie. Het is ook niet ondenkbaar dat Boekhoff en Luske een soort bondgenootschap met de politie en justitie hebben verondersteld op grond van allerlei anti-kraak-sentimenten die zowel leven bij het spekulantendom, een terrein dat ook voornamelijk door penose wordt bestreken, als bij politie en justitie: een natuurlijk bondgenootschap tegen het anti-autoritaire verzet van krakers en kraaksters. We kunnen het bondgenootschap ook wat stelliger opvatten, namelijk Boekhoff en Luske zijn niet louter op grond van spekulaties omtrent het optreden van politie en justitie te werk gegaan.

De inmiddels jarenlange strijd van de kraakbeweging tegen leegstand en spekulatie heeft dat meerdere malen kunnen ervaren. Er zijn kontakten en afspraken tussen beide partijen over welke gemeenschappelijke belangen beiden hebben, dus spekulatie, penose -georganiseerde misdaad- naast politie en justitie: zeg maar een ordening die bepaalt dat de penose zijn werkterrein heeft dat niet al te openlijk overschreden kan worden, maar waarbinnen redelijk veel wordt getolereerd. In de Amsterdamse kraakgeschiedenis zijn de politiekommissaris Toorenaar en de voormalig hoofdofficier van justitie Messchaert een duidelijk voorbeeld,dat politieke opvattingen en zakelijke belangen van het spekulantendom en die van hoge funktionarissen binnen het politie- en justitieapparaat met elkaar bekend zijn.

Hoe dit in sommige gevallen zoals bij het gekraakte pand de Vogelstruys kan leiden tot levensgevaarlijke toestanden, staat onder andere beschreven in de kraakbrochure over de Vogelstruys 1) en het boekje "De kolonne eenmaal in beweging..." 2). Het niet optreden van politie en justitie tegen Luske's knokploeg is volgens ons hoogstwaarschijnlijk niet slechts een beoordelingsfout van de dienstdoende straatagent of inspekteur peweest, maar eerder een zogenaamd "neutraal" optreden van de politie waarbij vooraf wel bekendheid is geweest of suggesties wederzijds zijn gedaan hoe -stel in een denkbeeldig geval- politie en penose elkaar niet hoeven te bijten en ook niet al te negatief in de publiciteit komen of justitie niet teveel in verlegenheid brengen. (ekskuses voor de voorzichtige formulering).

Bij de Luyk is -dus mogelijk opzettelijk- zo'n werkwijze door de penose uitgeprobeerd. Op een takties gekozen moment, vlak na de rellen ten gevolge van ontruimingen zodat bij een groter publiek nog verse anti-kraaksentimenten aanwezig zijn, komt de knokploeg langs en neemt de Luyk in bezit en gijzelt de bewonersters. Vervolgens wacht de knokploeg rustig op de komst van de politie, die niet reageert op het verhaal van de bewonersters maar juist het verhaal van de knokploeg en hun huurkontrakt wel aannemelijk acht. De volgende stap in de opzet is dat de knokploeg zo snel mogelijk het huurkontrakt weer opzegt -bijvoorbeeld omdat het pand te smerig is, vieze krakers en kraaksters- zodat de nieuwe huurder die komt opdraven, tegen een ontruiming wegens huisvredebreuk een kort geding kan aanspannen, want die nieuwe huurder heeft zogenaamd niets met de knokploeg te maken.

Wat is er dus gebeurd: dankzij de hartelijke "passieve" medewerking van de politie en justitie heeft de penose met deze "huurder-knokploeg-nieuwe huurdertruc" het pand in handen gekregen en het zal heel moeilijk worden om ze er weer uit te krijgen. Zelfs in het gunstige geval dat de rechter deze knokploegtruc veroordeelt, dan nog kunnen de bewonersters niet terug in hun huis. Dit omdat de eipenaar of huurder die zijn huisrecht met een knokploeg verkregen heeft nog lange tijd met juridiese middelen de ontruiming kan ophouden, hij heeft sterkere middelen in handen dan de verdreven bewonersters.

Het is zowiezo al twijfelachtig of de bewonersters van de Luyk ooit nog hadden kunnen terugkeren omdat Luske met zijn knokploegoptreden persoonlijke gegevens van hen in handen had gekregen waarmee hij ze ook legaal kon laten ontruimen en zelfs in de meer intieme prive-sfeer bedreigen kon.

Volgens deze pang van zaken lijkt het alsof krakers en kraaksters nauwelijks bescherminp hebben voor hun huisrecht, want zelfs een knokploeg heeft zo te zien meer juridiese middelen om zijn rechten te laten gelden. We hebben echter wel degelijk rechten, alleen daar heb je niet zoveel aan wanneer zoals bij de Luyk een heel rijtje overheidsinstanties haar eigen wetten overtreedt door ze botweg niet toe te passen. Politie en justitie handelden hier volkomen in strijd met de Nederlandse Grondwet door het huisrecht van de Luyk-bewonersters niet te beschermen.

Dit soort dingen gebeurt wel vaker, de Luyk was zeker niet de eerste keer dat we het meemaakten, maar zo langzamerhand viel er een duidelijke systematiek in te ontdekken. Die konstatering geeft veel krakers en kraaksters het afschuwelijke gevoel dat hier een proefballonnetje is opgelaten naar de rechterlijke macht, en dat het kort geding op zijn gunstigst een dubbelzinnige uitspraak zou doen: eentje die de knokploegen bestraft en ons huisrecht prakties waardeloos maakt. Kortom; paniek, angst en nog meer knokploeggeweld. De herkraak is inderdaad ook afschuwelijk te noemen, maar hij is tegelijk binnen ons rechtssysteem te beschouwen als het recht van noodweer. Dat recht wordt door ons overigens niet bejubeld als zou het volgens eigen interpretatie van pas kunnen komen, integendeel, het heeft altijd te maken met exstreem gewelddadige situaties waarin we het als beweging uiteindelijk altijd zullen afleggen. De autoriteiten hebben de herkraak -spookbeeld van eigen richting voor de PvdA, maar we geven zodirekt nog wel betere voorbeelden- aangegrepen om knokploeggeweld, waarin de kraakbeweging het nu toch wel erg bont had gemaakt, op een schijnheilige manier aan de kaak te stellen.

Om terug te komen op de Grondwet en om de autoriteiten eraan te herinneren wat grondrechten precies zijn, herhalen we nog eens een stukje "grondbeginselen der regering van een staat" 3) -dit zijn regels waaraan de overheid zich moet houden- hier in het bijzonder toegespitst op het grondwettelijk huis- of woonrecht van krakers en kraaksters en wat daar in de praktijk van terecht is gekomen.

Ons hoogste rechtskollege in Nederland, de Hoge Raad, heeft in 1971 beslist dat kraken niet strafbaar is en dat het wonen van krakers en kraaksters recht heeft op bescherming. De praktijk leert ons echter dat de bescherming van ons huisrecht of woonbelang -onze woonbescherming die door de uitspraak van de Hoge Raad dus ekspliciet werd toegekend- zowel politiek als in lagere instanties juridies niet wordt erkend. Simpel gezegd: we mogen kraken, maar uiteindelijk is het niet toegestaan.

Met als kernbegrip de term "feitelijk" is in juridiese taal onze woonbescherming ongeveer als volgt omschreven: krakers en kraaksters genieten, mits zij een pand bewonen dat bij de kraak "feitelijk niet in gebruik" was, het grondwettelijk huisrecht. Dit sluit uit dat de eigenaar van het pand huisrecht heeft. 4)

De nuance die de Hoge Raad hier heeft aangebracht door te spreken van het al dan niet feitelijk in gebruik zijn van woonruimte is een veroordeling van leegstand en woningnood als gevolg van het onverantwoordelijk gebruik van het eigendomsrecht. De Hoge Raad vindt dat je oneigenlijk gebruik maakt van het eigendomsrecht -niet volgens de eigenlijke bedoeling van de wet, regel of recht- wanneer je om spekulatieve redenen woonruimte in tijden van woningnood laat leegstaan. Zij vindt spekuleren met woonruimte asociaal, het tast de rechten op primaire levensbehoeften van anderen aan en het is bovendien geld maken uit de ellende van anderen. Tegen deze vormen van eigen richting, de excessen van het vrije ondernemerschap, wordt door politici niet zo krachtig stelling genomen. Het is immers, zo zegt men, "politiek-takties" niet slim om tegen de haren van de spekulantenheren in te strijken. Zo was het altijd en inmiddels is het nog erger. Omdat de huizenmarkt wat slapjes is valt er niet zoveel geld meer uit te halen, maar andere sociale misstanden kunnen er uitstekend in worden ondergebracht. De leegstand en spekulatie zijn nu vooral in trek gekomen als schoonmaakmiddel voor zwart geld, oftewel Luske en zijn maatjes kunnen op deze manier hun geld witten dat zij verdienen met illegale gokhuizen, de bordelen, de heroinehandel e.d.; ook "legaal" verstevigt de mafia zijn positie.

We zijn weer terug bij Luske en de Luyk, wat betekent voor hem -dus niet volgens hem- de uitspraak van de Hoge Raad over het huisrecht van krakers en kraaksters. Het betekent dat niet Luske, Plas of Prins -de eigenaar en zijn "huurders"- maar de bewonersters van de Luyk, de krakers en kraaksters dus, rechthebbenden zijn. De Hoge Raad had namelijk bepaald dat degeen die de woning "feitelijk als woning" in gebruik heeft aangemerkt moet worden als "bewoner", of dus als bewonersters 5). De oorspronkelijke rechthebbende van het huisrecht, en dat was bij de Luyk niet eens Luske maar notaris J.Slis-Stroom of haar man, verspeelt zijn huisrecht wanneer zijn woonruimte die hij feitelijk niet in gebruik houdt wordt gekraakt.

Elke politie-agent weet dit, justitie en de rechterlijke macht weten het, en Polak ook. Toch hebben ze het zover laten komen dat ons huisrecht -onze woonbescherming- en kraken dus onderwerp werd van een juridies geschil tegenover knokploeggeweld, wat opzichzelf al een triest feit is: de aanrander procedeert voor zijn rechten over de rug heen van -en tegen- zijn slachtoffers. Kraken wordt zo prakties gelijkgesteld aan knokploeggeweld, en dat geschil verliezen we. We verliezen omdat we juridies geen vuist kunnen maken, een eigenaar die zich met geweld de toegang tot een kraakpand verschaft heeft klaarblijkelijk een sterkere rechtspositie, of we het nou herkraken of niet.

Je zou haast gaan denken dat de aktie van Luske, de politie, justitie en eventueel de rechterlijke macht een opzet was om -voor de zoveelste keer- de uitspraak van de Hoge Raad te torpederen, prakties waardeloos voor ons te maken. Verderop in dit hoofdstuk staat over dit soort pogingen een kritiek van de politiebrigadier Wally Duursma, ook hierboven hebben we enkele gegevens over uitspraken van de Hoge Raad uit zijn artikel gebruikt.

Tot slot, de vraag of er bij de Luyk nu wel of niet sprake is geweest van georganiseerde samenwerking tussen penose en politie- of justitiebonzen is zelfs niet eens van praktijk kan zo'n streven dus moeilijk standhouden. Toch belang wanneer men bedenkt dat in beide gevallen het optreden van politie en justitie misdadig is. Een misdadig optreden waartegen de politiek nauwelijks heeft kunnen protesteren.

politie en justitie, de autoriteiten van het openbare orde beleid

Een ander hoofdstuk in dit boek gaat uitgebreidt in op de vraag hoe de knokploeg dankzij hun gewelddadige optreden een voor hun voordelig ontruimingsvonnis heeft kunnen verkrijgen, het een en ander als gevolg van keuzes die er door de politie en justitie zijn gemaakt. Volgens velen echter is het gunstige resultaat voor de knokploeg vooral bepaald door het gewelddadige optreden van de kraakbeweging -de herkraak- en dus een vonnis dat de herkraak nog meer dan het geweld van huiseigenaren publiekelijk moest afstraffen. Waarom de oorspronkelijke bewonersters hiervan het slachtoffer moeten zijn is typerend, want in wezen kon zelfs de herkraak niet hun huisrecht of woonbelang aantasten, netzomin als de knokploeg van Luske het had mogen doen. De herkraak kan men dus veroordelen maar niet op een wijze die de bewonersters van een gekraakt pand "bestraft" en die de knokploeg, door wie de bewonersters zijn verdreven, "zijn huisrecht teruggeeft".

Omdat wij vermoeden dat vooral ook het politie- en justitieoptreden van invloed is geweest op de uitspraak van de rechtbank in Den Haag -in het volgende stukje daarover meer- willen wij eerst wat ingaan op de "politiek" die de politie en justitie voeren, of althans hoe de verhoudingen kunnen liggen tussen de politieke beleidsorganen en haar uitvoerende organen.

Politiek beleid zou in de eerste plaats gericht moeten zijn op het bestrijden en afschaffen van de sociale ongelijkheid die er tussen mensen in de maatschappij bestaat. Dat is een heel idealistiese gedachte en in de praktijk kan zo'n streven dus moeilijk standhouden. Toch zijn er in de maatschappij allerlei ideologieen die gelijkheid beloven. We hebben zogenaamd allemaal gelijke gechten en kansen, iedere armoedzaaier heeft het recht om op zijn of haar beurt te wachten voor een GDH-woning, de kans dat het lukt wordt zelfs naarmate men langer moet wachten steeds groter. Ondertussen staat in de rest van de stad vooral duurdere woon- en kantoorruimte/ bedrijfsruimte voortdurend leeg of is feitelijk niet in gebruik. Hiermee, en ook wel met goedkopere woonruimte, kan worden gespekuleerd, vaak staat het heel lang leeg voordat een geschikte koper of huurder zich aanbiedt. Mensen die hiertegen aktie gingen ondernemen, ook omdat er volgens hen een valse gelijkheid zit in het woningbouw- en distributiebeleid en dat ze ermee in de maling worden genomen, vestigden hernieuwde aandacht op de woningnood en de oorzaken ervan. Toch werd in 1975 door het toenmalige kabinet de woningnood officieel als opgelost verklaard, een onthutsend staaltje van parlementaire belangenbehartiging voor het "achterlijke" volk, de gewone woningzoekende. De minister van Volkshuisvesting verzekerde dat ze het probleem "onder kontrole" hadden. Woningnood en spekulatie moest men beschouwen als een economies waardevol verschijnsel, het geeft blijk van een gezond gestel. Daarvoor mogen de woningzoekenden best wat langer in de rij staan. Het kraakprotest echter verstoorde deze schijnbaar ordelijke gang van zaken en de politiek had daarop aanvankelijk geen antwoord. Ze moest erkennen dat de overheid hier -materieel slechts, te weinig sociale woningbouw- weldegelijk tekortschoot, wat het bestaansrecht betekende van de kraakbeweging. De politici begrepen echter ook wel dat de kraakideologie niet wenste te geloven in de ideologiese trucerij van de overheid en allerminst te overtuigen is met hogere produktiecijfers van woningbouw. Toch werden de cijfertrucs een politiek wapen voor verkiezingspropaganda, tegen de veel fundamentelere kritiek in van de krakers en kraaksters. Blijkbaar was niet de woningnood het grootste probleem maar de protesten ertegen zoals het kraken, de kraakstrijd tastte de ideologie aan van de overheid en daarmee de basis van haar gezag.

De andere politieke propaganda tegen de kraakbeweging is het openbare orde-beleid, die het kraakprotest steeds verder isoleert van de strijd tegen de oorzaken en profiteurs van de woningnood. Dat beleid -en nu zijn we ongeveer terug bij de vraag die dit stukje wil stellen- of eigenlijk gebrek aan beleid,lijkt de politiek niet geheel meer in eigen handen te kunnen houden. Er is een tendens waarneembaar dat het politie- en justitieapparaat -in principe strikt uitvoerende organen- een belangrijk stempel drukt op beleid dat in feite door de politiek voor maatschappelijke en openbare orde-problemen ontwikkeld moet worden. Politie en justitie treden in sommige gevallen geheel autonoom en volgens eigen opvattingen op, met als gevolg dat zij van een uitvoerend orgaan steeds meer een beleidsbepalend orgaan dreigen te worden. Hun optreden tegen de knokploeg in de Luyk is geen incidenteel voorbeeld, of althans dan zijn er wel meer van die "incidentele" voorbeelden te noemen, waaraan men kan zien dat hun optreden niet alleen wordt getolereerd maar ook beleidsbepalend kan werken, zowel naar de politiek als naar het publiek. De meest algemene voorbeelden daarvan -tegen het kraken- zijn de justitieele ontruimingen, het honoreren van juridiese trucs tegen krakers en kraaksters, klassejustitie en het standrecht 6).

De noodmaatregelen die werden afgekondigd voor het ontruimen van de Luyk, de Binnespiegel en de Paula Pot zijn een afschrikwekkend voorbeeld, hier hebben we kunnen zien waartoe de samenwerking tussen openbare orde-fanaten kan leiden. Burgemeester Polak zegt daarover in Vrij Nederland van 4-12-82 letterlijk: "Zoiets komt op in het overleg met politie en justitie". Het hoofdstuk in dit boekje over de noodmaatregelen vertelt hoe het allemaal werkte in de praktijk, en dat geeft ons inziens een aardig beeld over hoe politie en justitie zich de maatregelen hebben voorgesteld: duidelijk anders dan burgemeester Polak heeft moeten verantwoorden. Politie en justitie hadden heel amsterdam tot oorlogsgebied verklaard, voornamelijk voorbijgangers werden tot slachtoffer gemaakt om het gelijk van de gemeente te onderstrepen. De boodschap van dit geweld aan de kraakbeweging maar ook aan alle amsterdammers bevat een vorm van chantage. Met dit geweld nemen litie en justitie de bevolking van amsterdam in gijzeling, bij elke reldaad worden als represailles vooral nietsvermoedende burgers inelkaar geramd. Zo zaait men angst, terreur en haat onder de mensen tegen krakers en kraaksters, of in het algemeen tegen minderheidsgroepen, burgers worden tegen elkaar opgezet.
Even verderop in het genoemde Vrij Nederland-interview zegt de burgemeester nog dat nederland er te weinig geld voor overheeft om de rechtsorde goed te kunnen handhaven, we hebben te weinig geld over voor politie en justitie. Veel meer mensen lezen Vrij Nederland -veel PvdA-ers in ieder geval- dan bijvoorbeeld het Algemeen Politieblad. Uit dit blad hebben wij een artikel opgevist dat burgemeester Polak zeker gelezen zal hebben, en het werd ongeveer een maand voor de ontruiming van de Lucky Luyk gepubliceerd. Voor dit boekje willen we er graag een aantal dingen uit overnemen. Het artikel is geschreven in het Algemeen Politieblad nummer 19 - 18 september 1982, door Wally Duursma, brigadier bij de amsterdamse gemeentepolitie, en het doet in beperkte kring nogal wat stof opwaaien. De kop boven het artikel luidt: "Is de Amsterdamse rechtsorde de onze wel?", waarna een korte algemene inleiding volgt. Het eerste probleem wat Duursma daarna beschrijft is nog het meest simpele. In den beginne was het zo dat de assistentie die de politie aan een deurwaarder gaf, uitsluitend ter bescherming diende van de deurwaarder en zijn handlanger, de politie is er dus niet om de deur in te trappen. Inmiddels is het zo dat de politie volledig is toegerust, dus zowel training als materieel, om grootscheepse ontruimingen uit te voeren. "Aanvankelijk was de deurwaarder nog aanwezig bij dat soort grootschalig optreden" schrijft Duursma, maar later dus niet meer. Deze gang van zaken is juist opmerkelijk omdat het hierbij, en Duursma konstateert dat ook, in heel veel gevallen om onwettige ontruimingen gaat. Hij sleept allerlei voorbeelden en wetsartikelen aan, in samenwerking met strafrechtdeskundigen van de Vrije Universiteit te Amsterdam, om zijn twijfels duidelijk te maken. Vooral het grondwettelijk huisrecht noemt hij belangrijk, en vooral ook strafrechtelijk gaan de autoriteiten nogaleens in de fout. Hij zegt dan ook: "Is het eigenlijk niet triest dat je als politieambtenaar jezelf de vraag kunt stellen of justitie en rechterlijke macht in Nederland zich nog wel aan "onze" rechtsorde houden. Want er is wel het een en ander veranderd de laatste jaren !". Over de gebeurtenissen rondom het kraakpand de Vogelstruys zegt Duursma, dat de rechtspleging daarin over wie het "huisrecht" toekwam op het moment van de ontruiming, en "ondanks pogingen van de kraakbeweging/bewoners" om in dat konkrete geval een uitspraak van de rechter over de rechtmatigheid van het openbaar ministerie- en politie- optreden te verkrijgen, gewoonweg is afgekapt! Wat voor ons wel duidelijk maakt dat hier iets -meer dan iets zelfs- niet in de haak was. Het geval de Vogelstruys seponeren -dus niet vervolgen- is een fraai voorbeeld van klassejustitie, en de ontruiming zelf een staaltje standrecht van de hoogste plank 6). Duursma vindt dat met deze praktijken de gewone politieagent wordt misbruikt, de politieagent wordt gestuurd en het eigen overzicht wordt vooral bepaald door beslissingen van hogeraf, de normvervaging van de strategen op het politieburo of bij justitie wordt regel voor het straatpersoneel. Over het gerechtshof 7), het openbaar ministerie 8) en de politie zegt hij: "Zoals in dit artikel beschreven, heeft elk op zijn eigen wijze bestaande "normen" naar eigen goeddunken bij de uitvoering van hun taak weggelaten, aangepast, verruimd, ruim geinterpreteerd, niet getoetst aan hogere regelqeving en/of de Grondwet en hebben bij wijze van spreken in hun dadendrang zelfs mogelijke opdrachten gegeven tot het plegen van strafbare feiten door het uitvoeringsorgaan "de politie", of dergelijke feiten "uitgelokt". Althans dat zou kunnen blijken uit het hiervoor geschrevene."! Duursma besluit zijn artikel met de kreten: "AMSTERDAM POLITIESTAD? Het heeft er alle schijn van. UW RECHTSORDE IS DE ONZE NIET? Is het inderdaad de onze wel?" ! Voor een beter begrip van het artikel moet men het uiteraard zelf gaan lezen, voornamelijk citeren geeft niet een volledig beeld over de strekking van het stuk.

PvdA en openbare orde

Burgemeester Polak en zeker ook wethouder Schaefer -de persoon achter de schermen in de onderhandelingen over de Luyk- kunnen zich zo te zien wel vinden in de bij justitie en politie heersende opvattingen over openbare orde-politiek, of zoniet, dan hebben ze als PvdA maar een geringe machtspositie in de top van dat politie- en justitieapparaat. Hoe anders valt hun gedogende houding ten aanzien van het "hiervoor geschrevene" te verklaren. We kennen ook nog de belofte van de gemeenteraad in 1979 dat er anti-knokploegrichtlijnen zouden komen. Ondanks alle oprechte politieke verontwaardiging van die tijd over het knokploeggeweld van huiseigenaren is dat anti-knokploeg-beleid nooit ontwikkeld, integendeel. De richtlijnen zijn op de achtergrond geraakt want politie en justitie wilden er niet aan meewerken, volgens hen waren ze niet nodig. Hoe we ons aan de rechisorde moeten houden valt met al deze ontwikkelingen steeds meer onder de exclusieve bevoegdheden van de politie en justitie. Het gaat al zo ver dat nu ook de gemeente -Schaefer- gebruik maakt van juridiese trucs. Ook de gemeente dekt zich in tegen kraakrisikoos door bij aankoop van panden de eigenaar te verplichten het pand leeg op te leveren. Het grootste voorbeeld daarvan is natuurlijk -alweer- de Luyk, waar zij een knokploegvonnis gebruikte om er zelf GDH-woningen te kunnen bouwen. Ook in de onderhandelingen stelde de gemeente dat ze alleen bereid was het vonnis niet uit te voeren als zij het pand leeg kon aankopen. Ooit was ze een openlijke tegenstander van dit soort trucs.

De politiek kan, gezien haar noodgedwongen goedkeuring van juridiese trucs en noodmaatregelen, moeilijk meer ontkomen aan nog meer noodwetten, de nieuwe algemene plaatselijke politie-verordening die per 1 maart 1983 is ingegaan is een legitieme variant op de noodmaatregelen van de Luyk, een permanente oorlogstoestand in vredestijd.
Helaas, wat dit alles betreft,ook de kraakbeweging speelt hierin haar rol, de geweldsstrategie -hoe terecht ook verklaard vanuit het goede gelijk- heeft te openlijk aan politie, justitie en politici de kansen gegeven om het konflikt op straat te mogen uitvechten.

de bedreigende situatie voor kraakpanden

Het lakse optreden van burgemeester Polak, de politie en justitie kreeg voor kraakpanden ernstige gevolgen. Weliswaar had de officier van justitie een strafrechtelijke ontruiming van de knokploeg gelast, maar die werd door hem en de politie weer net lang genoeg tegengewerkt om het uiteindelijk niet te hoeven uitvoeren. Dit treiterige optreden bepaalde het succes van Luske's knokploegtruc en het bracht een golf van anti-kraakgeweld teweeg. De knokploegen behielden zelfs hun vrij spel omdat zowel de politie en justitie als de burgemeester bleven volharden in hun afwachtende houding en bij alle protesten slechts verwezen naar het te voeren kort geding in Den Haag. Ze hadden zichzelf uit positie gemanouvreerd om tegen knokploeggeweld te kunnen optreden. In dat licht gezien -even een uitweiding- is het hoger beroep en de cassatie van burgemeester Polak tegen het ontruimingsvonnis van de rechtbank in Den Haag een louter formele konsekwentie van het eigen falen. De uitspraak in Polak's cassatie -januari 1983- heeft het geschil over de plichten en bevoegdheden van een burgemeester in zijn voordeel beslist, en dat maakt de cirkel weer sluitend. Wetten zijn nu eenmaal -zoals dat soms van belang kan zijn- op verschillende manieren te interpreteren. Na het gegoochel met allerlei juridiese procedures is uiteindelijk de ontruiming van de Luyk wel onrechtvaardig of onterecht te noemen, maar beslist -zo zegt Polak- niet onwettig: juridies sluit het als een bus.

Het kort geding in Den Haag, minstens tot die tijd moest de kraakbeweging zich het knokploeggeweld laten aanleunen. In de Telegraaf -uiteraard- verscheen een interview met enkele leden van de knokploeg die de Luyk ontruimd hadden, met fotoos en al van de gegijzelde bewonersters erbij. Bij de knokploegontruiming was dan ook als enige pers een Telegraaf-journalist aanwezig. Het interview waarschuwde de kraakbeweging om geen aktie tegen de knokploegen te ondernemen, amsterdammers waren volgens de Telegraaf het kraken spuugzat dus we konden ons maar beter koest houden.
De gewelddadigheid van de knokploegterreur bereikte een hoogtepunt in de Blasiusstraat, hierbij werd een kraker door zijn huiseigenaar in de nek geschoten.
Onder deze omstandigheden moest de rechtbank in Den Haag uitspraak doen, en snel als het even kon. De rechtbank ontkent echter -ondanks de bedreigende situatie in amsterdam- het spoedeisende belang van deze zaak en vraagt twee weken bedenktijd. Hoewel onze kansen in het kort geding niet door iedereen negatief werden ingeschat was dit optreden van de rechtbank het sein voor de herkraak: zij had ook -en dat is zeker- in twee dagen uitspraak kunnen doen. Twee weken was te lang, het ondermijnde het toch al geringe vertrouwen in een goede afloop en het zou de knokploegterreur nog langer laten voortbestaan. De volgende dag werd de Luyk herkraakt

Noten.

1)."Zwartboek Vogelstruys" SPOKreeks nummer 14, 4e druk. "Het Vogelstruys Effekt" SPOKreeks nummer 22, maart 1982. SPOK -spekulatie onderzoekskollektief- Postbus 4526, Amsterdam. "Krakers Tribunaal, teksten en petuigenissen, 20 au- gustus 1980. Uitgeverij LONT Postbus 1623, Amsterdam.

2)"De kolonne eenmaal in beweging..." Heikelien Verrijn-Stuart, Stan van Houcke, Boudewijn Chorus. Uitg. Panflet, oktober 1981, Postbus 3199 Amsterdam.

3)Wet waarin de grondbeginselen der regering van een staat vervat zijn, en die tot grondslag dienen voor de wetgeving tussen burgers onderling.

4)Gebaseerd op de artikelen 172 Grondwet en 138 Strafrecht.

Art. 172 van de Grondwet beoogt het privaathuiselijke leven, de privacy te beschermen, door de onschendbaarheid van de woning tegenover eenieder.

Art. 138 van het Strafrecht heeft eenzelfde strekking. De bestanddelen van dit artikel waarin de verhouding tot art. 172 Grondwet haar neerslag heeft gevonden zijn "bij een ander in gebruik" en "rechthebbende". In de zin van art. 138 Strafrecht wordt een woning in gebruik geacht als zij ook "feitelijk als woning" in gebruik is. En daarvoor is geen civielrechtelijk rechtsgeldige titel nodig.
"Rechthebbende" in de zin van art. 138 Strafrecht be- tekent dan ook niet "degeen die zich op een civielrechtelijke bevoegdheid kan beroepen" maar degeen die de woning feitelijk als woning in gebruik heeft.

Civielrechtelijk, het burgelijk recht: regelt de ver- houdingen, betrekkingen van burgers onderling.

5)Degeen die de woning bewoont is tevens ook "bewoner" in de zin van art. 120 e.v. Strafvordering. Van een door art. 138 Strafrecht verboden vertoeven is dus nooit sprake ten aanzien van degeen die zelf die woning feitelijk als woning in gebruik heeft.
In de zin van art. 120 e.v. Strafvordering is het tevens zo dat het verstoren van de huisvrede in kraakpanden aangemerkt moet worden als huisvredebreuk, en dientengevolge een strafbaar feit.

6)De ontruimingen van de Vogelstruys -gekraakt, twee maal herkraakt en drie keer ontruimd- waren onrechtmatig en bovendien zeer gewelddadig. Een kraker en kraakster die door de politie bij de tweede ontruiming in het pand werden ingesloten overleefden de bijzonder hoge koncentratie CS-gas in het pand. Zij werden daar ruim een uur lang bewaakt door een peleton M.E., die uiteraard wel beschermd was tegen het gas. Verder werden zij nog op andere manieren mishandeld.

7)Het Gerechtshof: hoogste rechterlijke kollege onder de Hoge Raad.

8)Openbaar Ministerie: de gezamenlijke ambtenaren van de uitvoerende macht die belast zijn met de vervolging van strafbare feiten en het doen uitvoeren van alle strafvonnissen.

Eerste steenlegging nieuwe hoofdgebouw, 1902
Links Hoog Rechts