Sneeuwwitje en de 7 krakers
Tekst: Karel Eykman, Tekeningen: Sylvia Weve
ISBN 9061693500
september 1988
Links Hoog Rechts

Sneeuwwitje: hoofdstuk 5 - In het berghok


Tot Monika's grote verbazing was het opeens sluitingstijd. Zo laat had ze het nog nooit gemaakt. Daar stond ze nu, alleen, midden in de nacht op straat met haar tas, haar slaapzak en nog f 8,75. Dat geld van haar spaarbankboekje had ze vergeten op te nemen. Wat moest ze nu? Naar de politie gaan en om een cel vragen? Die zouden haar zien aankomen. 'Ga maar in Hoog Catharijne slapen,' zeggen ze daar altijd. En dat durfde ze niet, tussen al die engerds daar. Of ze brengen je in een auto met zwaailichten weer keurig thuis. Kon ze net zo goed zelf naar huis gaan op haar fiets zonder achterlicht. Maar dat deed ze voor geen goud. Ze was eraan begonnen, nu moest ze doorzetten. Met hangende pootjes terug, dezelfde dag nog, dat zou wat moois zijn. Kon ze weer opnieuw beginnen.
Het was echt koud geworden. Ze moest langzamerhand eens iets verzinnen en dat deed ze dan ook. Bert Pijl, daar zou ze naar toe gaan. Die had gezegd dat ze in noodgevallen altijd bij hem aan kon kloppen. Dat was het! Dat ze daar niet eerder aan gedacht had. Waar een klasseleraar al niet goed voor is. Ze was nog nooit bij hem thuis geweest, maar ze wist zijn adres. Rubenslaan 26, ergens in de Sterrenbuurt bij de begraafplaats. Hij woonde daar met een vriend, een zekere Johan, wist ze. Ze fietste er zonder omwegen naar toe, maar toen ze in het halletje voor de deur stond met johan greef gvn en daaronder een kaartje met Drs. B.J. Pijl 2x bellen, aarzelde ze toch.
Ze zag de trap naar beneden die naar de berghokken leidde, daar ging ze eerst maar eens rondkijken. Ze zag de box van Pijl/Greef, duwde tegen de deur en merkte dat ze zo stom waren geweest om hun hok niet op slot te doen.
Ze ging naar binnen en rolde haar slaapzak uit tussen een hobbytafel met een stel kapotte fietswielen en vier lege bierkratten in. Ze deed de deur dicht en ging met haar kleren aan in de slaapzak liggen. Ze lag op haar rug in het donker te turen en nam zich voor om vlug in slaap te vallen. Want morgen moest ze weer fit zijn, morgen zou ze doorgaan met overleven in haar eentje, morgen zou ze werk zoeken, morgen moest ze naar de postspaarbank, morgen moest ze zo veel, dat het moeilijk was om daar zomaar bij te gaan slapen.
Toch moest ze ingedommeld zijn. Ze werd tenminste wakker. Het licht was opeens aan en een bromfietswiel duwde tegen haar buik.
'Als je nu even een eindje opschuift, kan mijn brommer gezellig naast je gaan slapen,' zei de man van de bromfiets. Hij zette die keurig op slot alsof er niets aan de hand was, draaide zich om en riep door het trapgat: 'Beeert! Wat heb je nou weer opgeduikeld! Nee, ik bedoel niet die fietswielen, die meid, bedoel ik. Wat wou je daar nou weer mee?'
'Wat'?'
Monika hoorde Bert aan komen hollen.
'Niks aan de hand, Johan,' zei hij. Hij had een blauwe kamerjas aan. 'Alleen even... Monika . Wat doe jij hier?'
'Ze ligt daar op lijn 16 te wachten, is het nou goed?' zei Johan.
Monika keek Bert Pijl een beetje hulpeloos aan. Ze wist ook niet zo gauw hoe ze alles uit moest leggen. 'Sorry', zei ze hakkelend. 'Ik dacht, als ik toch van huis ben weggelopen, nou ja, ik dacht, dan moet je naar de klasseleraar. Trouwens morgen hebben we Engels het eerste uur, dus ik dacht, zodoende.' Bert en Johan leken er nog niet zoveel van te begrijpen.
'Laat maar zitten,' zei ze. 'Laat mij maar liggen, bedoel ik.'
'Kan je net zo goed bij ons boven op de bank gaan liggen, dat is warmer ook trouwens,' vond Johan. 'Kan ik je aanraden, ik val daar zelf regelmatig in slaap na een drukke dag.'
Dus ze moest mee naar de flat. Johan maakte koffie en zorgde om twee uur 's nachts voor een plak ontbijtkoek met een gebakken ei.
Monika had honger genoeg om het allemaal lekker te vinden. Met volle mond legde ze, zo goed en zo kwaad als het ging, aan Bert Pijl uit wat er aan de hand was.
'Maar dat kan je je moeder toch niet aandoen,' zei hij ten slotte. 'Zou je haar niet opbellen? Zij zal vreselijk ongerust zijn.'
'Dat kan wel maar ik ga beslist niet terug. Ik blijf gewoon hier,' zei Monika koppig.
'Zal ik dan opbellen dat je bij ons bent?' vroeg Bert.
'Als je dat doet,' zei Monika, 'ben ik gelijk weer weg.'
Bert zuchtte. 'Weet je dat het nog strafbaar is ook,' zei hij, 'om minderjarige rneisjes in huis te halen? En leraren mogen dat al helemaal niet.'
'Je ziet er niet erg strafbaar uit, hoor, Bert,' zei Johan. 'Maar misschien vindt Monika het goed dat jij opbelt om te zeggen dat ze onderdak is op een betrouwbaar adres en dat alles okee is, maar dat je niet mag zeggen waar dat is. Zo goed, Monika? Dan liegt hij niet eens. Ik ben tenslotte een betrouwbaar adres, want ik ben geen leraar.' Monika begon die Johan steeds aardiger te vinden. Ze knikte. Met ingehouden adem keek ze toe hoe Bert haar moeder opbelde. Hij zelf was kennelijk ook zenuwachtig, hij struikelde zowat over zijn tong toen hij haar eindelijk aan de lijn kreeg.
'Zeker Anke... natuurlijk... dat ben ik ook wel met je eens... maar laat mij nou even uitpraten... als dat kind haar adres niet wil prijsgeven dan moet je dat respecteren... Het is heus het beste zo... natuurlijk zal ik dat doorgeven, zodra ik haar te pakken krijg, maar ga alsjeblieft niet de politie erbij halen... nee, ik mag het echt niet zeggen, sorry... luister nou Anke, het is zo... verdomme, heeft ze de haak erop gesmeten.'
Een hele tijd was het stil. Bert keek Monika lang aan en zei ten slotte:
'Ze was inderdaad erg geschrokken. Ze zei dat er helemaal niets ergs aan de hand was toen jij wegliep. Er was geen enkele duidelijke reden, zei ze, ze vindt het onzin en flauwekul van je. Puberale malligheid, zei ze.' Monika beet op haar lip.
'Ze heeft gelijk,' zei ze schor. 'Er was geen echte duidelijke reden vandaag. Maar het is verdomme geen onzin en geen flauwekul en geen puberdinges!'

Links Hoog Rechts