Sneeuwwitje: hoofdstuk 5 - In het berghok
Tot Monika's grote verbazing was het opeens
sluitingstijd. Zo laat had ze het nog nooit gemaakt. Daar
stond ze nu, alleen, midden in de nacht op straat met haar
tas, haar slaapzak en nog f 8,75. Dat geld van haar
spaarbankboekje had ze vergeten op te nemen. Wat moest ze
nu? Naar de politie gaan en om een cel vragen? Die zouden
haar zien aankomen. 'Ga maar in Hoog Catharijne
slapen,' zeggen ze daar altijd. En dat durfde ze niet,
tussen al die engerds daar. Of ze brengen je in een auto met
zwaailichten weer keurig thuis. Kon ze net zo goed zelf
naar huis gaan op haar fiets zonder achterlicht. Maar dat
deed ze voor geen goud. Ze was eraan begonnen, nu
moest ze doorzetten. Met hangende pootjes terug, dezelfde
dag nog, dat zou wat moois zijn. Kon ze weer opnieuw
beginnen.
Het was echt koud geworden. Ze moest langzamerhand
eens iets verzinnen en dat deed ze dan ook. Bert Pijl, daar
zou ze naar toe gaan. Die had gezegd dat ze in noodgevallen
altijd bij hem aan kon kloppen. Dat was het! Dat ze
daar niet eerder aan gedacht had. Waar een klasseleraar
al niet goed voor is. Ze was nog nooit bij hem thuis
geweest, maar ze wist zijn adres. Rubenslaan 26, ergens in
de Sterrenbuurt bij de begraafplaats. Hij woonde daar
met een vriend, een zekere Johan, wist ze. Ze fietste er
zonder omwegen naar toe, maar toen ze in het halletje
voor de deur stond met johan greef gvn en daaronder een
kaartje met Drs. B.J. Pijl 2x bellen, aarzelde ze toch.
Ze zag de trap naar beneden die naar de berghokken leidde,
daar ging ze eerst maar eens rondkijken. Ze zag de
box van Pijl/Greef, duwde tegen de deur en merkte dat
ze zo stom waren geweest om hun hok niet op slot te doen.
Ze ging naar binnen en rolde haar slaapzak uit tussen een
hobbytafel met een stel kapotte fietswielen en vier lege
bierkratten in. Ze deed de deur dicht en ging met haar
kleren aan in de slaapzak liggen. Ze lag op haar rug in
het donker te turen en nam zich voor om vlug in slaap te
vallen. Want morgen moest ze weer fit zijn, morgen zou
ze doorgaan met overleven in haar eentje, morgen zou ze
werk zoeken, morgen moest ze naar de postspaarbank,
morgen moest ze zo veel, dat het moeilijk was om daar
zomaar bij te gaan slapen.
Toch moest ze ingedommeld zijn. Ze werd tenminste
wakker. Het licht was opeens aan en een bromfietswiel
duwde tegen haar buik.
'Als je nu even een eindje opschuift, kan mijn brommer
gezellig naast je gaan slapen,' zei de man van de
bromfiets. Hij zette die keurig op slot alsof er niets
aan de hand
was, draaide zich om en riep door het trapgat:
'Beeert! Wat heb je nou weer opgeduikeld! Nee, ik bedoel
niet die
fietswielen, die meid, bedoel ik. Wat wou je daar
nou
weer mee?'
'Wat'?'
Monika hoorde Bert aan komen hollen.
'Niks aan de hand, Johan,' zei hij. Hij had een blauwe
kamerjas aan. 'Alleen even... Monika . Wat doe jij hier?'
'Ze ligt daar op lijn 16 te wachten, is het nou goed?' zei
Johan.
Monika keek Bert Pijl een beetje hulpeloos aan. Ze wist
ook niet zo gauw hoe ze alles uit moest leggen. 'Sorry',
zei ze hakkelend. 'Ik dacht, als ik toch van huis ben
weggelopen, nou ja, ik dacht, dan moet je naar de
klasseleraar. Trouwens morgen hebben we Engels het eerste
uur,
dus ik dacht, zodoende.' Bert en Johan leken er nog niet
zoveel van te begrijpen.
'Laat maar zitten,' zei ze. 'Laat mij maar liggen, bedoel
ik.'
'Kan je net zo goed bij ons boven op de bank gaan liggen,
dat is warmer ook trouwens,' vond Johan. 'Kan ik je
aanraden, ik val daar zelf regelmatig in slaap na een
drukke
dag.'
Dus ze moest mee naar de flat. Johan maakte koffie en
zorgde om twee uur 's nachts voor een plak ontbijtkoek
met een gebakken ei.
Monika had honger genoeg om het allemaal lekker te
vinden. Met volle mond legde ze, zo goed en zo kwaad als
het ging, aan Bert Pijl uit wat er aan de hand was.
'Maar dat kan je je moeder toch niet aandoen,' zei hij ten
slotte. 'Zou je haar niet opbellen? Zij zal vreselijk
ongerust zijn.'
'Dat kan wel maar ik ga beslist niet terug. Ik blijf gewoon
hier,' zei Monika koppig.
'Zal ik dan opbellen dat je bij ons bent?' vroeg Bert.
'Als je dat doet,' zei Monika, 'ben ik gelijk weer weg.'
Bert zuchtte. 'Weet je dat het nog strafbaar is ook,' zei
hij, 'om minderjarige rneisjes in huis te halen? En leraren
mogen dat al helemaal niet.'
'Je ziet er niet erg strafbaar uit, hoor, Bert,' zei Johan.
'Maar misschien vindt Monika het goed dat jij opbelt om
te zeggen dat ze onderdak is op een betrouwbaar adres en
dat alles okee is, maar dat je niet mag zeggen waar dat
is. Zo goed, Monika? Dan liegt hij niet eens. Ik ben
tenslotte een betrouwbaar adres, want ik ben geen leraar.'
Monika begon die Johan steeds aardiger te vinden. Ze
knikte. Met ingehouden adem keek ze toe hoe Bert haar
moeder opbelde. Hij zelf was kennelijk ook zenuwachtig,
hij struikelde zowat over zijn tong toen hij haar eindelijk
aan de lijn kreeg.
'Zeker Anke... natuurlijk... dat ben ik ook wel met je
eens... maar laat mij nou even uitpraten... als dat kind
haar adres niet wil prijsgeven dan moet je dat respecteren...
Het is heus het beste zo... natuurlijk zal ik dat
doorgeven, zodra ik haar te pakken krijg, maar ga
alsjeblieft niet de politie erbij halen... nee, ik mag het
echt
niet zeggen, sorry... luister nou Anke, het is zo...
verdomme, heeft ze de haak erop gesmeten.'
Een hele tijd was het stil. Bert keek Monika lang aan en
zei ten slotte:
'Ze was inderdaad erg geschrokken. Ze zei dat er helemaal
niets ergs aan de hand was toen jij wegliep. Er was
geen enkele duidelijke reden, zei ze, ze vindt het onzin en
flauwekul van je. Puberale malligheid, zei ze.' Monika
beet op haar lip.
'Ze heeft gelijk,' zei ze schor. 'Er was geen echte duidelijke
reden vandaag. Maar het is verdomme geen onzin en
geen flauwekul en geen puberdinges!'