Sneeuwwitje: hoofdstuk 6 - Naar de grote stad
Toen Monika wakker werd, was het eerste wat ze zag een grote papieren Japanse hanglamp. Het kostte haar even tijd om zich te herinneren waar ze was: op de bank bij Bert Pijl. Het was stil en leeg in huis. Ze keek de kamer rond. Het was allemaal heel verantwoord ingericht hier, daar had ze vannacht niet zo op gelet. Witte muren, witte vloerbedekking, witte bloempot. Alleen de bamboeplant erin was groen natuurlijk. Op de formikatafel lag een briefje. 'Beste M. Je vindt het verder wel? Er ligt ontbijtkoek in de keuken. Groeten van Johan. Ik moet nu naar school. Je kan vannacht nog bij ons slapen, maar het lijkt me toch het beste als je morgen weer naar huis gaat. Niet alleen voor je moeder, ook voor jezelf. Daarnaast natuurlijk ook in verband met school. Zullen we daar vanmiddag eens over praten? Groetjes, Bert.'
Kauwend op de ontbijtkoek met een onbeleefd grote lik
boter erop las ze het allernaal nog eens over. Praten, daar
had ze nu helemaal geen zin in. Praten, altijd wilde Bert
Pijl praten. Op school ook. Dan moest iedere ruzie weer
bijgepraat worden. Hij bedoelde het goed, schat van een
man, daar niet van, maar praten, gats nee, nu niet.
Ze pakte al haar spullen bij elkaar en schreef onder het
briefje: 'Sorry,' en daaronder nog: 'Maar evengoed
hartstikke bedankt. En Johan ook. Tot ziens, Monika.'
Met een vaag gevoel van spijt deed ze de voordeur achter
zich dicht, bond haar spullen achter op de fiets en reed
langs de Nieuwe Gracht naar de giro in het postkantoor
op de Neude. Er was een beetje zon, maar je kon aan het
gras zien dat het die nacht geijzeld had.
Toen ze het postkantoor uitging keek ze eerst om zich
heen of moeder haar soms in een hinderlaag stond op te
wachten. Onzin natuurlijk, maar je wist maar nooit. Ze
had nu het geld op zak en dat zou gauw genoeg op zijn.
Eerst ging ze in de Hema een aantal hoognodige zaken
kopen om in leven te blijven.
Ja, wat heb je zoal nodig als weggelopen zwerver? Een
kompas dat het ook onder water doet? Nou nee, niet
direkt. Een Zwitsers zakmes met schaartje, zaagje en
achttien andere mesjes? Meer dan honderd gulden, zo'n ding,
ook overbodig dus. Maar wel een blikopener natuurlijk
en een kurketrekker en een zaklantaarn en wasmiddelen
en mes en vork. Dat ze daar niet aan gedacht had, om dat
van huis mee te nemen! Weer keek ze schichtig om zich
heen. Ze moest haar moeder nu niet tegenkomen. De
kans was klein dat het meteen vandaag al zou gebeuren,
dat wist ze wel, maar het zou toch kunnen, ieder moment.
Hieraan zat ze te denken op haar fiets die haar zonder dat
ze er erg in had in de buurt van het station bracht. Dat
was dus, wat ze waarschijnlijk al langer in haar achterhoofd
had: ze moest met de trein naar een grote stad, naar
Amsterdam bijvoorbeeld. Daar zou ze een speld in de
hooiberg zijn, daar zou ze gevaren trotseren en een nieuw
leven beginnen, daar zou ze het helemaal gaan maken,
want zoiets als Monika, dat hadden ze daar nog niet
meegemaakt. Het werd hoog tijd dat zij zich eens met die
eigenwijze, opschepperige stad ging bemoeien.
Ze wist dat je je fiets op de trein mee mocht nemen. Maar het was nog een heel gedoe om dat ding met de tas en zichzelf erbij over alle roltrappen te zeulen. Een alleraardigste grijze meneer met een diplomatenkoffertje wilde haar helpen. Maar ze wimpelde hem af, veel venijniger dan nodig was. 'Wolikzelfdoen,' zei ze vroeger altijd als kleuter. Nu dacht ze dat weer.
Ze geloofde pas echt dat ze op weg was, toen de trein eenmaal reed. Ze was op een klapstoeltje in de buurt van de goederenwagon gaan zitten, dicht bij haar fiets, en keek strak naar buiten. Niemand die tegen haar een praatje hoefde te beginnen, niemand die iets aan haar kon zien. Zonder blikken ofblozen gaf ze haar kaartje achteloos aan de conducteur. Ze zag eruit als een professionele reiziger en daar was ze trots op.
De deuren sisten open. Monika stapte uit, liep met fiets
en al met de mensenstroom mee en stond opeens op het
stationsplein, tegenover de torens, de trams, de hotels en
de rondvaartboten van Amsterdam. Ondanks het koude
weer stond een jongen gitaar te spelen, nog een leuk joch
ook en hij speelde niet eens slecht. Monika gooide een
hele gulden in de gitaarkoffer voor hem en stapte vrolijk
door. Toen ze omkeek zag ze dat hij vriendelijk naar haar
knikte. Het gaf haar een feestelijk gevoel.
Maar afgezien daarvan, ze moest verder. Ze wilde zich
eerst melden bij het Jongeren Advies Centrurn of Bureau
of Comite, zoiets. Iets met Jongeren in ieder geval. Daar
wisten ze alles over opvanghuizen, wegloophonken,
spijbelbussen en meidenaktiegroepen. Ze had daar indertijd
iets over gelezen in de Opzij van moeder. Ze ging het
eerste het beste scheefgezakte cafeetje in dat er niet al te duur
uitzag. Het had een grappige naam, Karpershoek. Daar
wilde ze in een telefoonboek het Jongeren Advies Dinges
opzoeken.
Ze bestelde een kop koffie en vroeg om het telefoonboek.
Meteen gingen grote kerels en kleine mannetjes, die tot
nu toe zwijgend bij de hoek van de tapkast hadden gestaan,
zich ermee bemoeien.
'Nee Piet, geef de dame nou niet de gele gids, daar is de
dame toch niet aan toe, aan een beroepengids!'.
'Wat voor adres zoek je eigenlijk moppie? Het Jongeren
Advies?' Wat heb jij voor advies nodig dan? Advies dat
kan ik je zo wel geven.'
'Rustig Arie! Je moet een alcoholist als hij daar niet
geloven hoor, meisje. Dat JAC wat je zoekt, dat is aan de
Amstel geloof ik. In mijn tijd ben ik daar nog geweest,
tenminste.'
'Daar ben jij toch te oud voor, Barend. Allemaal verslaafde
junks wat daar zit. Trouwens, ik ben geen alcoholist,
want als ik wil stop ik morgen met drinken, anders
overmorgen wel.'
'Je moet uitkijken hoor,' fluisterde een kaal mannetje,
minstens een hoofd kleiner dan Monika. Hij tikte op het
borstzakje van haar jack. 'Je moet daar je geld niet
bergen. Ze jatten in deze kolerestad alles van je af. Je kan
het beter daar, in je onderbroek bewaren.'
'Zeg Ome Jan,' zei Piet, de rustige barkeeper. 'We blijven
wel overal vanaf he, ook als zo'n opneukertje als jij erbij
kan.'
'Maar ik bedoel het goed.'
'Dat is het hem juist. Dat zeg ik nou net, dat jij er iets
mee bedoelt.'
Met vereende krachten van de klanten en met veel vaderlijke
schouderklopjes werd haar de weg gewezen naar het
Jongeren Advies adres. Ze hoefde haar koffie niet eens af
te rekenen, dat was geregeld.
Maar toen ze wegging, zei barkeeper Piet: 'Ik wil me nergens
mee bemoeien, mijn kind. Maar je kan natuurlijk
ook gewoon naar huis teruggaan.'
Met een kop als vuur fietste ze weg.
Op het JAC, dat lang niet zo moeilijk te vinden was als de
klanten hadden gezegd, werd ze toegewezen aan een jongen
met blonde krullen en een stalen bril, die erg zijn best
deed om ontspannen te lijken.
'Wij gaan hier in principe uit van de belangen van de
jongere, dus je kunt ons wat dat betreft vertrouwen. Wij
kunnen bijvoorbeeld contact met je ouders opnemen, maar
alleen als jij het daarmee eens bent en als jij daartoe
gemotiveerd bent, als jij daar dus aan toe bent. We moeten
wel
aan de politie melden dat je contact met ons hebt gehad,
maar we hoeven je adres niet door te geven. Wat is je huidige
adres?'
'Daarvoor kom ik juist,' zei Monika. 'Ik zoek een slaapplaats.
En mijn ouders hebben hier niets mee te maken.'
'Juist ja,' zei de jongen. 'Zeg maar John, of zei ik dat al.
Kijk, wat ik graag weten wil: weet je heel zeker dat je dat
wil, dat wij geen contact opnemen met je vader?'
'Mijn vader weet er waarschijnlijk nog niets van,' zei
Monika.
'Oh, juist ja,' zei John. 'Is er wat met je vader? Geslagen?.
Of geestelijk mishandeld? Dat mag ook.'
Monika schudde haar hoofd. 'Nee,' zei ze, 'alleen een
beetje echtscheiding, of zo.' Wat dacht die man wel? Dat
ze uit een asociaal gezin kwam? Ze had prima ouders,
daar niet van. Dat ze was weggelopen had daar niets mee
te maken.
John zuchtte. Het leek wel of hij het jarnmer vond dat het
allemaal meeviel met Monika.
'In dat geval kunnen we weinig voor je doen,' zei hij. 'In
het meidenwegloophuis hebben ze alleen plaats voor gevallen
waarin het echt nodig is dat meisjes het huis uitgaan.
Bijvoorbeeld als er van incest sprake is. Ik neem
aan dat je daar begrip voor hebt. Je kunt zoals je misschien
weet nog geen uitkering krijgen op jouw leeftijd.
Je kan hoogstens je kinderbijslag opeisen, want daar heb
je recht op.'
Monika knikte maar wat.
'Wij kunnen de rechter inschakelen als je moeder jou de
kinderbijslag weigert,' zei hij nog hoopvol.
Monika dronk het plastic bekertje koffie leeg en stond een
beetje onhandig op. Je moet het wel erg bont maken, willen
ze je hier serieus nemen, dacht ze.
'Bedankt tot zover,' zei ze. 'Ik kom nog wel eens langs,
misschien. Nou, dan ga ik maar.'
'Als dat jouw keuze is, om nu te gaan,' zei John, 'is dat
jouw keus gewoon.'
Even later stond ze weer op straat. Met toenemende
verbijstering keek ze naar de plaats waar haar fiets had
gestaan.