Sneeuwwitje: hoofdstuk 24 - Moeder op bezoek
'Mooonika! Daar is een mevrouw voor je!'
Ergens beneden stond Sjaak te roepen. Monika was net
in haar slaapzak gekropen met alle kleren aan die ze had,
al was het midden op de dag. Ze had het de laatste dagen
ineens zo koud gekregen in die grote donkere ruimte.
Vloekend kroop ze haar slaapzak uit. Wie kan dat nou
zijn? Het zou toch niet... Ze holde de brede trap af.
Daar stond moeder, alleen in de hal, met een belachelijk
grote plastic tas in haar armen.
Ze keek Monika alleen maar aan. Ze zei niets, kleine
kouwolkjes kwamen uit haar mond.
'Hoe kom jij hier in godsnaam'?' vroeg Monika uit de
grond van haar hart.
'Gewoon, ik ben opengedaan door zo'n leuke, vriendelijke
jongen,' zei moeder. 'Zwart haar had hij.'
'0, je bedoelt Sjaak, ja, dat zwarte haar, dat klopt wel.'
'Hij vroeg of ik de maatschappelijk werkster was, toen ik
dat niet was mocht ik binnen. Aardig he?'
'Sjaak valt wel mee,' zei Monika. 'Maar ik bedoel meer,
hoe wist je dat ik hier...'
'Dat heb ik met stukjes en beetjes uit je vader gepeuterd.
Je hebt hem gesproken he? Hij vertelde me erover. Hij
was er erg van onder de indruk. Goed zo.'
Monika grinnikte. Ze was allang blij dat moeder niet
hysterisch of dramatisch ging doen.
'Hier woon ik dus. Ja dus,' zei ze om de aandacht af te
leiden en om zichzelf een houding te geven. 'Zal ik je
rondleiden in de Gloria? Wil het bezoek mij maar
volgen?'
Sjaaks cassierehokje sloeg ze voor alle zekerheid maar
over. Die jongen mocht geen bezienswaardigheid worden.
In de foyer zaten Koos en Joop aan hun scanner. Ze
hadden net de politieband te pakken. Zelfs Koos was voor
zijn doen spraakzaam. Hij legde moeder uit hoe het ding
werkte. Dat deed hij dan wel met allerlei onbegrijpelijke
termen en technische uitdrukkingen, maar toch.
'Wagentje 356 voor een zeven achtje Singel 390,' hoorden
ze een paar keer. Moeder wilde weten wat het betekende.
'Kan diefstal zijn of zelfmoord of een misverstand,' zei
Joop. 'Het blijft in ieder geval geouwehoer, maar 't is
weer eens wat anders dan Hilversum drie.'
Daar kon moeder inkomen. Joop liet om het te bewijzen
nog even Radio 3 horen. Het nieuws van een uur was
inderdaad lang niet zo spannend als de politieband.
Bij Visjna en Vargo in de projectorcabine ging het ook
goed.
'U bent de moeder van Monika,' begon Visjna al meteen.
'Dat voel ik, want ik voel hetzelfde gevoel bij u, als ik voel
bij Monika, ziet u?'
Hij maakte zijn prachtige super-thee terwijl Vargo hun
grote kunsttheorieen ontvouwde over de vieze troep op rij
een tot vier beneden en over de belangrijke plaats die
Monika had bij dit anti mooieprojekt, waardoor zij de sjieke
kunstwereld met haar lichaam in de schaduw zou stellen.
Gelukkig maakte moeder ook nu geen truttige opmerkingen,
en ging ze ook niet overdreven enthousiast staan
doen. Het viel Monika hartstikke mee.
'Nu moet ik je eigen kamer nog zien,' zei moeder ten
slotte.
'Tja, dat is te zeggen. Dat is Fauteuil-Loge,' zei Monika.
Dat klonk deftiger dan het was.
Qp het balkon wees ze met een grote armzwaai haar
woonhoekje aan. 'Let maar niet op de rommel,' zei ze.
Maar dat ging moeilijk want er was alleen maar rommel.
Moeder zei er niets van. Ze ging zitten en begon de plastic
tas uit te pakken. 'Allemaal verstandige en toch lekkere
spullen,' zei ze. 'Want je zal wel niet altijd te gezond
leven zo te zien.'
Er waren grote zakken gemengde noten en mandarijntjes
van de lekkere groenteboer op de Steenstraat, verder
mueslikoeken en dozen zuivere bramensap van de
reformwinkel op de hoek, een zakje kletskoppen van
bakkerij De Laat op de Lijnmarkt waar ze van kinds af aan
al verslaafd aan was geweest, een pak witte Cote
d'Or-chocola en een punt gatenkaas van de markt op het
Vredenburg.
Het was werkelijk schattig, moeder had het met zoveel
zorg uitgezocht en het had haar nog een boel geld gekost
ook. Je zou er bijna heimwee naar Utrecht van krijgen.
'Dit heb ik ook nog gekocht,' zei moeder onzeker terwijl
ze het onderste pakje te voorschijn haalde. 'Je weet maar
nooit.' Het kwam van drogisterij Etos. Er zat een
Mum-rolette in, een buisje aspirines en een doosje condooms.
Gats, dat soort dingen gaat haar helemaal niet aan, dacht
Monika. Ze maakte de witte chocola maar open en zei:
'Zo erg is 't ook weer niet hoor. Dat heb ik niet nodig.
Daar moeten die jongens zelf maar voor zorgen als het
zover is. Jij ook een stukje chocola?'
Moeder wilde een hapje nemen, maar kreeg de slappe
lach en Monika kreeg het van de weeromstuit ook. 'Je had
me moeten zien,' zei ze, 'hoe ik met een kop als vuur die
dingen kocht. Ik voelde me jaren jonger.'
'Hoe gaat het eigenlijk met je?' vroeg Monika ten slotte.
'Afgezien van alles verder wel goed,' zei moeder. 'Ik kan
waarschijnlijk een halfbaantje krijgen, bij een klein
alternatief reisbureau. Die doen in aktieve wintersportvakanties
naar Zweden en Finland. Lijkt me leuk. Kan ik misschien
zelf ook eens mee, heel ver de deur uit, de sneeuw
in. Het verdient wel niet veel maar ik ben dan niet zo
afhankelijk van je vader. En ik heb wat orn handen. Anders
word ik gek. Begrijp je?'
Monika zag dat moeder een beetje zat te rillen en deed
de slaapzak om haar schouders. Ze begreep best wat moeder
bedoelde. Die was dapper bezig haar eigen leven wat
meer in te richten. Maar toch zag ze er wat triest uit. Het
viel Monika voor het eerst op dat ze al grijze haren begon
te krijgen, bij haar oren.
'Maar je hebt me nog helemaal niets over jezelf verteld,'
zei moeder.
Dat deed Monika maar, zo goed en zo kwaad als het ging.
Ze praatte honderduit over haar 'verantwoordelijke functie'
bij de Witte Kruidenier, over 'subsidieaanvragen'
voor de plannen van Vargo en Visjna, over de 'politieke
acties van Koos, Joop, Sjaak en nog een meisje' en over
de 'vele contacten' die ze in cafe Bos had gelegd.
Het lukte haar zo om een tijdlang mooi-weer-praatjes op
te hangen, zonder er al teveel bij te liegen. Over Ronnie
en wat daarmee te maken had, natuurlijk geen woord.
Waarom zou ze daarover beginnen? Daar zou ze moeder
maar ongerust en ongelukkig mee maken.
Aan het eind van de middag zei moeder eindelijk: 'Nou,
dat was het dan. Dan ga ik maar.'
'Ja,' zei Monika. 'Dan ga je maar.' Maar bij de uitgang
wist ze toch niet goed raad met zichzelf. Daarom zei ze:
'Ik rijd wel met je mee tot het station.'
In de tram zeiden ze niet veel tegen elkaar, omdat al die
andere mensen erbij waren. Monika keek vooral veel
naar buiten, bij het rommelige Leidseplein dacht ze: gek
eigenlijk. Al die tijd dat ik hier woon ben ik nauwelijks
in het flitsende centrum met al die bioscopen, theaters en
nachtcafe's gekomen. Ze was nauwelijks uit haar eigen,
nogal saaie buurtje geweest. En toch had ze wel degelijk
het gevoel dat ze echt thuishoorde in deze stad. Ze zat hier
eigenlijk nog geeneens twee maanden, maar ze had alles
bij elkaar dan ook zoveel meegemaakt.
Op het station, op perron 2A, stonden ze wat verlegen om
elkaar heen te draaien. Monika speelde met haar ene voet
tussen de stenen en moeder leunde tegen een groene
telefooncel. Maar toen de trein voorreed en ze afscheid
moesten nemen, zei moeder opeens: 'Ja, je moet het me maar
niet kwalijk nemen maar volgens mij gaat het helemaal
niet goed met jou. Je hoeft het mij niet allemaal te vertellen,
het gaat mij ook verder niet aan. Maar ik zie het aan
je, dat je over van alles inzit. Ik zie dat je anders bent
geworden, dat je bezig bent met weg te zakken of af te
glijden, dat weet ik gewoon. Ik was vast van plan vanmiddag
niet te zeuren, om niet te gaan smeken of je alsjeblieft,
alsjeblieft terug wilt komen. Ik weet heus wel dat het niet
goed is om jou vast te willen houden. Jij moet je eigen
gang kunnen gaan. Daar zal je mij niet over horen.'
Achter haar stapte nu voor de zoveelste keer een man uit
de telefooncel, vloekend omdat het toestel het niet deed.
Hij keek moeder en Monika kwaad aan, omdat hij zag dat
ze hem stonden uit te lachen. Natuurlijk moesten ze toen
alleen maar harder lachen. Het was een welkome afleiding.
Maar even later ging moeder weer even ernstig door.
'Maar ik kan het niet laten om me zorgen te maken. Dat
kan ik niet helpen. Werkelijk. Geloof mij maar. Ik mag
je niet voor mezelf willen hebben, goed. Maar ik wil je
ook niet kwijt. Je bent geen bezit van mij, maar je lijkt
zo op mij. Dat maakt het zo moeilijk.
Met mij gaat het ook helemaal niet goed, al wil ik je dat
niet laten merken. Zeg maar gerust dat ik verdriet heb.
Dat is niet jouw schuld, dat komt alleen doordat ik van
je hou.'
Het was moeder gelukt orn het allemaal zonder tranen te
zeggen, leunend tegen die telefooncel.
Ten slotte drukte moeder toch met haar vinger tegen haar
oogleden om het huilen even uit te kunnen stellen.
Monika was onder de indruk. Zo eerlijk had ze moeder
nog niet eerder meegemaakt. Zo eerlijk had ze eigenlijk
nog nooit iemand meegemaakt.
Ze omhelsden elkaar zo stevig als ze maar konden.
'Ik weet ook niet hoe het verder met me gaat,' zei
Monika. 'Maar je raakt me niet kwijt, ik raak niet van
je af.
Heus niet. Dat beloof ik.'
Moeder had intussen drie treinen gemist.