Tractaet aengaende der jeugdighen gedraeginghe ende der gewelddaedigheyt bij gelegentheyt der inhuldigingk des Konings, Haere Majesteit Beatrix der Nederlanden, den dertigsten der maand April negentienhondertentachentig. |
In de actie 'geen woning geen kroning', zoals deze op
30 april 1980 aan ons is verschenen, waren vragen van
huisvesting en vragen van de monarchie niet of
nauwelijks herkenbaar. Wel waren in de daaraan
voorafgaande weken verscheidene Amsterdamse krakers
of zich daarmee verwant voelende personen op de
televisie geweest, doch de informatie ging minder over
de huisvestingsproblematiek dan over de op handen
zijnde rellen tijdens de kroningsplechtigheden. Enkele
ludieke figuren die als witte narren het woningbeleid
aan de kaak stelden, verdwenen al gauw van het scherm
en maakten plaats voor een grimmige toon en de
geheide belofte dat de kroning in Amsterdam door
straatacties zou worden begeleid.
Daar tussendoor werden door andere groeperingen enkele
requisitoire manifestaties gehouden tegen de monarchie.
Hierin wonnen de argumenten het weliswaar van de nu en
dan onvriendelijke toon, maar deze kreeg in de media extra
nadruk, zodat ook de acties tegen de monarchie eniger-
mate bijdroegen aan de gespannen sfeer in Amsterdam.
De reactie van het Amsterdamse gemeentebestuur was
defensief, De instelling van 'pasjes' voor het gebied
achter het paleis op de Dam kreeg veel kritiek van de
demonstranten; er werd een vergelijking met de Duitse
bezetter gemaakt, doch deze vergelijking had meer het
karakter van een poging van jongeren om bij ouderen
indruk te maken met voor hen herkenbare
verschrikkingen, dan dat die voorstelling van zaken op
de realiteit was afgestemd.
De Ben-Hur-achtige filmbeelden van de strijd op 30
april tussen de stenen-gooiende jongelui en de Mobiele
Eenheid, afgewisseld door beelden van de serene rust en
majesteitelijkheid van de plechtigheden bij de kroning
van de nieuwe koningin, bood de Nederlanders nieuwe
impressies. Niet alleen de koningin was nieuw, ook het
karakter van de rellen op straat had andere trekken dan
we tot nu toe gewend waren, zij het dat de gevechten in
de Vondelstraat in februari 1980 als een generale
repetitie mogen gelden.
Enkele kenmerken van de jeugd en haar optreden op 30 april waren:
Wanneer we deze rellen vergelijken met de in de jaren zestig door Provo gevoerde acties, vallen de verschillen sterk op. Provo had een duidelijke ideologie en legitimatie, die in de actie zichtbaar werden (anti- Vietnam, anti-roken, anti-consumptiemaatschappij). Provo volgde niet na, maar vond zelf uit, waardoor het mechanistisch optreden van de politie vaak bizar overkwam. Er was weinig of geen vandalisme, weinig geweld van de zijde van Provo en geen plunderingen. De politie werd niet uitsluitend als 'vijand' gezien ('oom agent' -- 'al een klap met een lat van oom agent gehad?'). Provo-acties kwamen overeen met de huidige acties wat betreft een zekere autoriteitsgerichtheid (anti- autoriteit) en het gebruik van de media (hoewel de aard van dit gebruik verschilde, meestal minder grimmig was).
Enkele kenmerken van de ME en haar optreden waren:
Het totale gebeuren is samen te vatten als een tamelijk omvangrijk gevecht van (geuniformeerde) jeugd tegen (niet-geuniformeerde) jeugd, die elkaar, in verschillende mate, min of meer ernstig beschadigden op kosten van de verzorgingsstaat. Daartoe was voor de geuniformeerde jeugd omvangrijk materieel beschikbaar gesteld. De andere jeugd rukte ritueel en naar believen het eveneens door burgers betaalde materieel uit de straat, in de vorm van stenen, parkeermeters en verkeerszuilen, waarmee zij haar tegenstander probeerde te verwonden en ruiten, auto's en winkeluitstallingen probeerde te vernielen. Het merkwaardigste, maar in de schaduw gebleven feit is dat na deze vernielingen, op 30 april en bij latere rellen, niet over schadevergoeding werd gepraat. De stratenmakers gaan de dag na de rel weer op de knieen en repareren de straten, nieuwe ruiten worden ingezet, de parkeermeters en verkeerszuilen worden vernieuwd. De onmiddellijke slachtoffers die materiele schade geleden hadden, de eigenaren van de omgegooide auto's, de winkelier met de vernielde uitstalling en de omwonenden die uit hun huizen moesten of wier muren werden beklad of wier ruiten gebroken, bleven buiten het beeld. Slachtoffers en schadevergoeding lijken taboe in de Nederlandse rechtspraktijk. De niet-onmiddellijke slachtoffers zijn de belasting-betalende burgers, die de miljoenen guldens voor herstel van de vernielingen later zullen voldoen, terwijl zij van linkse en rechtse politici en sombere economen dagelijks vernemen dat zij moeten bezuinigen. Toch houden de meeste slachtoffers hun mond, omdat zij geen steen door hun ruit willen hebben, aldus de verklaringen van verschillende inwoners van Amsterdam.
Elke buiten-parlementaire of buiten-wettelijke actie
behoeft legitimatie of rechtvaardiging in feiten en
normen die door anderen worden gedeeld; de middelen
van de actie staan in relatie tot het beoogde doel; als er
onwettige middelen worden gebruikt, dienen de wettige
middelen te zijn uitgeput of nauwelijks nog haalbaar te
zijn.
De actie in Dodewaard (oktober 1980) is een goed
voorbeeld van een gelegitimeerde actie. De
parlementaire middelen waren uitgeput. De gevaren van
kernenergie en de argumenten van de overheid werden op
hun merites bekeken. De normen van leven en gezondheid
werden duidelijk gesteld. Over de feiten werd door de
actievoerders informatie verschaft. De middelen van de
actie: veel demonstranten die Dodewaard blokkeerden,
stonden in relatie met het beoogde doel. Zinloze gevechten
met de ME werden gemeden. De geweldloosheid stond in
relatie met het doel van de actie. Effect is niet uitgesloten.
Volgens Kamervoorzitter Dolman hebben de Kamer en de
politieke partijen de betekenis van de actie goed begrepen.
De relatie van de rellen in Amsterdam met de
woningbehoefte is niet erg realistisch. De krakers zelf
hebben zich uitgelaten 'tegen Polak' en 'tegen het
huisvestingsbeleid'. Specifieke omschrijvingen van de
feiten inzake woningbehoeften ontbraken. Het zal
weinig moeite kosten om het falen van de groot-
stedelijke overheden en hun verstrengeling met
projectontwikkelaars en grote speculanten, ten koste
van de woonomgeving van de burgers en van een stad
op menselijke maat, in Amsterdam, Den Haag en
Utrecht aan te tonen. Daarvoor zijn gewelddadigheden
ongeschikte middelen. Verscheidene krakers in
Amsterdam hebben ook ernstige bezwaren tegen
hetgeen op 30 april en op de Prins Hendrikkade door
de zich krakers noemende jongeren is veroorzaakt. Er
zijn ten minste drie groeperingen:
Reeds vanuit deze samenstelling gezien is het begrijpelijk dat de Nederlander in de rellen geen woningnood of woningbehoefte herkend heeft. Hierover was ook weinig informatie. Er waren geen ideeen naar voren gebracht over de kwalitatieve woningbehoefte (de meeste flatbouw is meer bestemd voor 'nummers' dan voor mensen), de relatieve woningbehoefte (bijvoorbeeld woonverdunning) en de kwantitatieve woningbehoefte (die niemand kent). Ook de politici maken deze onderscheidingen zelden. Men blijft spreken van 'woningnood' waar woningbehoefte bedoeld wordt en deze wordt niet gespecificeerd. Dat alles maakt de kraakacties, zelfs in Amsterdam, waar de woningbehoefte groter zal zijn dan elders, voor velen ongeloofwaardig. Het kraken zoals het nu verschijnt, heeft niet de elementen van het geval dat in 1971 voor de Hoge Raad werd beslist: een gezin dat jarenlang in een krot had gewoond en ten langen leste een pand had gekraakt. De term 'woningnood' komt velen die in de jaren veertig en vijftig op kamertjes en etages zijn groot geworden, bij hun ouders hebben ingewoond en daar een gezin hebben gesticht, wonderlijk voor. Het begrip 'woningnood' is niet goed overdraagbaar, wanneer bedoeld zou worden dat elk individu recht heeft op een eieen woning (woonverdunning) of wanneer het gaat om de eis tot wonen in het centrum van een stad. Al creeeren zulke eisen nog geen nood, dan blijft er een huisvestingswanbeleid, dat aan kantoren en grote speculanten de voorrang gaf boven wonende burgers. Legitimatie voor de Amsterdamse rellen van 30 april en daarna was afwezig. Het relritueel had veeleer het reactionaire karakter van geweldliefhebbers. De gedragingen van de krakers waren vaak tegengesteld aan hetgeen zij pretendeerden voor te staan: huizen werden vernield, omwonenden moesten hun huizen verlaten, het woongenot van velen werd verstoord, de binnenkant van woningen werd met faecalien besmeurd, de buitenkant beklad met leuzen. Huizen werden onbewoonbaar gemaakt. Hierdoor werd de ongeloofwaardigheid van de acties voltooid.
'De retoriek van strijd en geweld, van definitieve oplossingen, van dood en vernietiging, krijgt geen kans meer in een cultureel klimaat waarin burgers gewend zijn geraakt om hun conflicten op andere wijze te beslechten.' C.J.M. Schuyt |
voetnoot:
Over de juistheid van deze informaties vermag ik niet te oordelen.
Ik zal hierna in het hoofdstuk 'Het relaas van een ME-er' de
informanten aan het woord laten. Het ooggetuigeverslag van de
ME-er heb ik aan de minister van Justitie ter beschikking gesteld
ten dienste van zijn aan de Eerste Kamer toegezegd onderzoek.
terug naar tekst