Links Hoog Rechts

Ook de knokploeg woont in de Luyk


Het meest cruciale moment in de Luyk-history is het optreden van de politie geweest toen de knokploeg onder leiding van Plas en Luske de Luyk binnen gedrongen waren in de nacht van zondag 11 op maandag 12 oktober.

Na de melding van de knokploeg kwam de politie 1 uur later eens kijken. Bij binnenkomst in de Luyk trof de politie de bewoners aan opgesloten en bewaakt in een kamer op de begane grond. De politie trad in overleg met bewoners en knokploeg. Een bewoner vertelde de politie hoe hij door een knokploeg midden in de nacht overvallen was, gegijzeld en geintimideerd was met knuppels. Kortom de bewoner vond dat de knokploeg onrechtmatig in de Luyk verbleef en hij eiste dat de politie hiertegen zou optreden. Ondanks het feit dat Hoofdinspecteur Van der Woude alles kon constateren, ontkende hij, ondanks 5 A 6 maal uitleggen, dat er sprake was van strafbare feiten. Hoofdinspecteur Van der Woude vertelde de bewoner dat hij constateerde dat de bewoner in de keuken woonde en de knokploeg in de rest van het pand verbleef. Hij vond dat de politie hier dus verder niets te zoeken had. De verbouwereerde bewoners voelden er niets voor om samen met de knokploeg in het pand te blijven.

Achter de beslissing van Van der Woude zullen verscheidene redenen gelegen hebben waarom hij zowel krakers als knokploegers in het pand liet zitten. Knokploegleider Jan Plas wierp zich op als huurder van het pand. Plas zal wel ongeveer hetzelfde verhaaltje hebben afgedraaid als hij later voor Radio Stad en in de Telegraaf deed; hij had gezien dat de voordeur open stond, het Pand maakte een verlaten indruk, hij had geprobeerd met de krakers te praten. Al deze redenen zijn onwaarheden, maar maakten het voor Van der Woude aanvaardbaarder (of rechtvaardiger) dat de knokploeg ook in de Luyk bleef; Plas had zijn best gedaan om al pratend in de Luyk te komen en het stond zo goed als 'leeg' zodat het wel gekraakt kon worden (d.w.z. 'geknokploegd'). Het laatste werd nog versterkt doordat er (nog) zo weinig bewoners waren. Twee waren er al gevlucht en een bewoner sliep die nacht ergens anders.

Dat H.I. Van der Woude niet niet zoveel ophad met kra- kers bleek uit het feit dat hij weigerde het relaas van de bewoners op te schrijven of hun aanklachten serieus te nemen. ('Wat wil je nou?, Bij de Wetering II ontruiming -8 oktober '81- liepen jullie met mollies te gooien en nu zouden wij jullie moeten helpen?).

Dit 'niet'optreden van de politie heeft veel consequenties voor het vervolg gehad. Niet alleen kon de knokploeg blijven zitten, maar ook dat de mogelijkheid ontstond om de 'huurders'wisseltruc tussen Plas en Prins uit te voeren en dat Polak, justitie, lands- en gemeenteadvokaat zich later steeds baseerden op het volledig foutieve verslag van H.I. Van der Woude.

de watervrees van Polak

Polak voelde die ochtend heel goed aan zijn water dat er die nacht in de Jan Luykenstraat iets heel geladens was gebeurd. Om 10 uur stonden de telexen al een persbericht van Polak uit te ratelen. Volgens Polak had de politie niet kunnen optreden, omdat de bewoners weigerden aanklachten in te dienen. Impliciet erkende Polak hiermee dat de knokploeg onrechtmatig in de Luyk zat i.t.t. Van der Woude die vond dat de knokploeg er wel mocht zitten. Aangezien Polak alleen politie informatie bezat begreep hij donders goed dat de fout bij de politie lag. Omdat hij de politie moeilijk kon afvallen schoof hij de schuld door naar de bewoners 'want die weigerden een aanklacht in te dienen'. Door deze persverklaring maakte Polak het mogelijk dat het 'politieonderzoek' heropend werd door de constateringen van Van der Woude af te vallen.
Zelfs al voordat wij ook maar iets gedaan hebben tegen de knokploeg brengt Polak het verschil tussen kraker en knokploeg al terug tot een oorlog tussen 'kemphanen' en 'vechthanen'. Polak veroordeelt zowel eigenrichting van knokploegen als die van krakers. De politieke verschillen tussen knokploegen en krakers ontkent hij, waardoor hij zelf geen politieke keuze hoeft te maken. Door ons te de-politiseren maakt hij echter wel een keuze tegen ons.

justitie doet zijn huiswerk over

Maandagmiddag werden er door de bewoners nog een keer aanklachten ingediend. Dinsdagmiddag werden de bewoners om 5 uur naar het buzo gehaald. De normale procedure is dat de bewoners de 'inbrekers' sommeren het pand te verlaten. Wanneer de knokploeg geen gevolg geeft aan die sommaties kan de politie over gaan tot het meenemen van de knokploeg voor verhoor naar het buro, waardoor het pand feitelijk weer leeg is.
Justitie wilde een machtiging van de bewoners om te mogen sommeren, zodat de bewoners bij de ontruiming niet aanwezig hoefden te zijn. Natuurlijk wilden de bewoners geen 'stille' ontruiming, maar een 'verwijdering van de knokploeg in aanwezigheid van krakers en pers'. De reactie van Justitie was nogal vreemd. Terwijl agenten in blik al klaar stonden om naar de Luyk te gaan gelastte Justitie de ontruiming af. Tegen de pers verklaarde justitie dat dat kwam omdat de bewoners 'weigerden mee te werken aan een ontruiming'. Dit beleid wekte de indruk alsof knokploegen getolereerd werden. Hierdoor werd justitie medeverantwoordelijk voor andere knokploegoptredens die dagen en een poging tot moord op een kraker. Achter de traagheid van justitie zit meer. In de praktijk blijkt dat justitie niet zo happig is om tegen knokploegen op te treden. Slechts door veel publiciteit of dreigen met 'we lossen het anders zelf wel op' ontruimt zij nog wel eens een knokploeg (zie o.a. 'Knokploegen en illegale sloop' of de Obrecht verslagen in BLUF maart '82).
Woensdag gebruikte justitie om na te denken en te concluderen dat ze niet om de knokploegontruiming heen kon, zodat donderdagochtend de bewoners alsnog naar het buro werden geroepen. Toen een van hen uitlegde hoe de barricades zaten, werd tegen hem verteld dat men nog zat te wachten op een telefoontje van Van Steenderen, de hoofofficier van justitie.
Na 1,5 uur belde Van Steenderen op met de mededeling dat de advocaat van Luske, Boekhof, een kort-geding tegen de ontruiming had aangespannen. Volgens Boekhof was er namelijk een nieuwe huurder, Prins, die niets met de knokploeg te maken had. Heeft justitie Boekhof gebeld om te zeggen dat ze gingen ontruimen of niet?
Van Steenderen wilde het kort geding afwachten en gelastte de ontruiming weer af. Bij vervolging (en dat is dit) is het nogal ongebruikelijk om kort gedingen af te wachten. Justitie koos voor afwachting van het kort geding. Zij had ook anders kunnen reageren, zoals: wel of geen nieuwe huurder dat doet er niet toe, huurder kon hij alleen worden dankzij huisvredebreuk.
Huisvredebreuk dat voortduurt zolang de oude bewoners niet terug zijn. Of, als we nog langer wachten met het aanhouden van de knokploeg (en ze was al zo traag) wordt het steeds moeilijker hard te maken dat de mensen die ze uit de Luyk zouden halen knokkers waren. Hoofdofficier Van Steenderen koos geen van deze redeneringcn waardoor hij de knokploeg niet hoefde te ontruimen.

de kort gedingen

Als we de voorgeschiedenis van de kort-gedingen bekijken valt het op dat Luske en Prins, de nieuwe huurder, de mogelijkheid kregen kort-gedingen aan te spannen door de onwil van politie en justitie om daadwerkelijk tegen de knokploeg op te treden. Duidelijk heeft meegespeeld dat het een kraakpand betrof.
Door de wijze waarop Boekhof (namens Luske en Prins) de kort-gedingen voerde en de verdediging van gemeente en justitie gingen de kort-gedingen eigenlijk over heel iets anders dan het huisrecht van de bewoners en het knokploegoptreden.
Sportschooleigenaar Jan Plas had in augustus '81 met Chidda Vastgoed BV een huurcontract afgesloten voor het pand Jan Luykenstr 3. In de nacht van 11 op l2 oktober drong hij samen met eigenaar Luske en een knokploeg de Luyk binnen. Maandagmiddag 12 oktober zegde hij het huurcontract op en dinsdag sloot Prins een nieuw huurcontract af. Advocaat Boekhof beriep zich, namens Prins, op het feit dat de nieuwe huurder Prins niets met de knokploeg te maken had en daarom niet op grond van huisvredebreuk aangehouden kon worden (en zo ontruimd) door de politie. Landsadvocaat Korthals-Altes stelde hier tegenover dat Prins dankzij een knokploeg in de Luyk kon zitten en dus onrechtmatig, want de bewoners zaten rechtmatig in de Luyk. En hun huisrecht was aangetast en moest hersteld worden. Doordat Korthals-Altes alleen maar de beschikking had over justitiegegevens basseerde ook hij zich vaak op onware feiten, die afkomstig waren uit het rapport van Hoofdinspecteur Van der Woude (d.w.z. het verhaal van Plas). Het door de bewoners vertelde verhaal bij het indienen van de aanklachten werd door justitie als onwaar bestempeld. De zitting van dit kort-geding vond plaats op maandag 19 oktober. De rechter zou pas twee weken (!) later uitspraak doen over het vermeende 'huisvredebreuk' plegen van Prins. Dat de rechter dit bepaalt is zeer typerend. Een rechter bepaalt hoe spoedeisend een zaak is. Deze volgens hem niet (zie ook Paulus Potterstraat).

Dinsdag 20 oktober werd de Luyk herkraakt. Enkele uren na de herkraak brachten Polak en justitie een persverklaring uit waarin ze zeiden dat er niet tegen de herkrakersters zou worden opgetreden, omdat de 'ene onrechtmatige situatie door een andere onrechtmatige was vervangen'. Boekhof stelde gelijk een tweede kort-geding tegen ze in. Boekhof eist dat 'aan de politie opdracht wordt gegeven in de Luyk en omgeving de rechtsorde te herstellen en Prins de vrije beschikking tot het pand te geven'. Rechter Wijnholt interpreteert dit als dat justitie bepaalde opsporingsactiviteiten en Polak ordemaatregelen moet verrichten. Ten aanzien van justitie wijst de rechter de eis af. In zijn uitspraak van 4 december concludeert de rechter dat Prins pas na het knokploegoptreden het pand betrokken heeft en Prins het pand op 20 oktober onvrijwillig verlaten heeft. Op 20 oktober (de herkraak) zijn, volgens de rechter, een groot aantal 'ernstig strafbare feiten' gepleegd, dat bij de herkraak de openbare orde in ernstige mate is verstoord en dat 'die verstoring nog voortduurt zolang het pand door de krakers bezet wordt gehouden'.

Van het door Polak en justitie aangevoerde huisrecht van de bewoners maakt de rechter het huisrecht van de herkraaksters, wiens laatsten geen huisrecht hebben omdat ze er te kort wonen. Polak beroept zich ook nog op de mogelijke ordeverstoringen als hij de Luyk moet ontruimen. De rechter constateert dat dit het enige motief is van Polak om riet tot ontruiming over te gaan. De rechter vindt dat er sprake is van 'openbare ordeverstoring' zodat Polak kan optreden. De burgemeester moet van de rechter ontruimen omdat hij de plicht heeft de burgers te beschermen en hij kan optreden.

de rechter

De interpretatie van de feiten en de conclusies door de rechter zijn bij nadere bestudering opzienbarend. Rechter Wijnholt hangt zijn uitspraak op aan de 'plicht burgers te beschermen' en 'openbare ordeverstoring'. Als rechter Wijnholt zijn argumentatie consequent had doorgevoerd dan zou de aanwezigheid van Prins na het knokploegoptreden ('openbare ordeverstoring') ook betekenen dat de 'verstoring van de openbare orde nog steeds voortduurt' zolang Prins in de Luyk zat. De opvatting van de rechter dat de politie de 'plicht heeft de burgers te beschermen' zelfs 'indien Prins en Luske bij de knokploeg aanwezig zijn' is een onbegrijpelijke redenering van de rechter.
Natuurlijk heeft de politie de plicht burgers te beschermen, maar in dit geval gaat het daar niet om. Het gaat erom of Prins rechtmatig in het pand zat toen hij er bij de herkraak uitgezet werd. De rechter doet daar expliciet geen uitspraak over, maar door de rechtmatigheid van Prins' aanwezigheid stiekem te verstoppen achter de 'plicht burgers te beschermen', kan de rechter er omheen om uit de knokploeg consequenties te trekken t.a.v. de rechtmatigheid van Prins' aanwezigheid in de Luyk.

Over de plicht van de politie om de bewoners, die er door de knokploeg uitgezet zijn, te beschermen, zegt de rechter niets. En dat terwijl de knokploeg wel vermeld staat bij de feiten vindt de rechter niet dat de bewoners dezelfde bescherming als burger genieten als Luske en Prins. De wijze waarop de rechter van knokploegen burgers maakt en er tegelijkertijd aan voorbijgaat dat de originele bewoners ook burgers zijn, lijkt er eerder op dat 'knokploeger' zijn' een 'burger'recht is. Rechter Wijnholt doet in feite een politieke uitspraak tegen krakers en keurt knokploegen eigenlijk goed.

De consequenties van dit kort geding zijn nogal verstrekkend. Wat is 'bescherming van burgers'? Door hele specifieke rechten (huurrecht) onder te brengen onder de noemer 'bescherming van burgers' hoeft de rechter geen uitspraak te doen over de rechtmatigheid van die specifieke rechten. Hierdoor heeft de rechter het mogelijk gemaakt dat kraken niet alleen een civielrechterlijke zaak is, maar ook een 'openbare ordeverstoring' kant heeft gekregen, waartegen burgemeesters op grond van dit vonnis kunnen gaan optreden.
Aan de andere kant heeft rechter Wijnholt het mogelijk gemaakt dat een strafrechterlijke zaak, knokploegoptredens, bij traagheid van politie en justitie, civiel-rechterlijk gewonnen kunnen worden, door het accepteren van de 'huurders-wissel'-truc.

Polak accepteert de uitspraak van de rechter niet en gaat in hoger beroep bij het Hof in Den Haag. Hij doet dit niet omdat hij zich zo druk maakt om het huisrecht van de krakers, maar omdat de uitspraak van de rechter inhoudt, dat rechters kunnen bepalen wat zijn openbare-orde beleid zou moeten zijn. Polak vindt dit een verkeerde interpretatie van artikel 28 van de politiewet. Dat hij kan optreden bij 'openbare ordeverstoring' vindt hij nog normaal, maar dat hij moet optreden staat volgens hem niet in de politiewet; dat valt onder zijn eigen beleidsvrijheid. Voor ons is dat laatste niet het belangrijkste. Wel dat kraken een openbare-orde verstoring is geworden en het optreden van knokploegen (schijnbaar) niet.

Huidenstraattruc

In 1974 werd een pand aan de Keizersgracht ontruimd met behulp van een vonnis waarin geen namen van een krakerster stonden. De eigenaar van dit pand was de Engelse onroerend goed handelaar Galliford. In 1980 werd in de Huidenstraat weer een pand van Galliford gekraakt.
Galliford's advokaat Kingma herinnerde zich de truc die hij in '74 had uitgeprobeerd. Tezamen met de Stichting Hendrik de Keyser werd de Huidenstraattruc voor de tweede keer uitgeprobeerd. Op dezelfde dag als de Prins Hendrikkade werd ontruimd gebeurde dit ook met de Huidenstraat.

Door het bekend worden van deze truc trok het ook de aandacht van andere advocaten, die wel brood zagen in deze truc om krakerster zonder achternamen te kunnen ontruimen. Het principe van de Huidenstraattruc is eenvoudig. Men doet net alsof iemand zijn contractuele verplichtingen niet nakomt ten opzichte van iemand anders. Bij de rechtbank wordt dan geeist dat dit wel gebeurt, desnoods met behulp van de sterke arm. Tot nu toe gebruikte men voornamelijk de truc dat de eigenaar het pand voor de kraak verkocht had, maar het niet leeg wilde opleveren; hij voldeed niet aan zijn verplichtingen. Voor de rechtbank werd dan geeist dat hij het leeg zou opleveren. De rechter wijst dit dan toe en de verkoper moet dan het pand verlaten met alle zich daarin bevindende personen en goederen. Tsja, en daar vallen dan ook de krakersters onder. Duidelijk is dat de eigenaar ('verkoper') en de krakersters tegengestelde belangen hebben en geen partij kunnen vormen.
In de Nederlandse rechtsorde is het niet toegestaan dat een rechterlijk vonnis tegen derden (d.w.z. geen partij in het geding) mag worden uitgevoerd. (Hier zijn een paar uitzonderingen op, maar die zijn vrij nauwkeurig omschreven.) Voor de rechtbank proberen de twee partijen dit te omzeilen door de krakersters onder te brengen bij de gedaagde partij. Dit lukt omdat de rechter in principe lijdelijk is, d.w.z. dat wat beide partijen hem vertellen neemt de rechter aan.
De rechter doet een uitspraak over een 'geschil' en niet over datgene waarover beide partijen het eens zijn. En beide partijen zijn het eens over het feit dat de krakersters bij de gedaagde partij horen. Ondanks haar lijdelijkheid gaat de rechter die een Huidenstraattrucvonnis velt hier toch in de fout. De krakersters horen duidelijk niet bij de gedaagde. Een rechter zal en mag nooit tolereren dat een 'leugen', waarover beide partijen het eens zijn, als waar wordt geaccepteerd. Het kwalijke van het Hof te Amsterdam is dan ook dat zij, terwijl zij op de hoogte is van het bestaan van een derde partij, net doet alsof er twee partijen zijn en een vonnis velt zo geformuleerd dat het ook voor een derde partij geldt (Van wiens bestaan zij op de hoogte is). In principe slaat het Hof hiermee een pijler onder haar eigen rechtsorde vandaan en opent de weg naar willekeur. Als je maar zorgt dat een derde partij stiekem bij de gedaagde partij wordt ondergebracht kan je bij genoeg vindingrijkheid alles voor elkaar krijgen tegen een derde partij. In de praktijk zal dit niet zo snel gebeuren.
Wanneer een rechter op de hoogte is van een derde partij zal zij in haar vonnis daarmee rekening houden. Omdat een geschil tussen twee partijen geen consequenties voor een derde partij mag hebben (het begrip 'zijnen/haren' is bij een arrest van de Hoge Raad ook vrij nauwkeurig omschreven).
Heeft een vonnis toch consequenties voor een derde partij, om wat voor reden dan ook, dan heeft de derde partij de mogelijkheid een executie-geschil aan te spannen.
Vaak wordt op kritiek van krakersters teruggekaatst dat we toch een executie-geschil kunnen aanspannen. Voor rechtskundigen een rare redenering. Een executie-geschil mogen aanspannen is geen rechtvaardiging van een onrechtmatig vonnis. Daarvoor is een executie-geschil niet bedoeld.Een executie-geschil is er om fouten, d.w.z. wanneer een vonnis toch onverhoopt consequenties voor een derde partij heeft de rechtsverhouding tussen die drie partijen vast te leggen.
Bij een Huidenstraattruc is een executiegeschil zeker geen rechtvaardiging. Het is juist de bedoeling dat de executie van het vonnis bedoeld is voor 'n derde partij.
Het kwalijke van deze truc is dat de rechter met opzet een vonnis velt dat bewust voor een derde partij geldt, nml. krakersters. De rechter is hiermee duidelijk bezig politiek te bedrijven. In andere gevallen zal ze deze truc niet zo snel toewijzen. Wel echter tegen krakersters. Anoniem blijven is niet onrechtmatig, maar wel lastig voor de eigenaar als hij een pand leeg wil krijgen. Het Hof te Amsterdam gaat zelfs zo ver dat zij fouten in de vorderingen uit zichzelf wel in haar uitspraken wil rechtzetten.
(Bv. bij Singel 445 werd vergeten de 'sterke arm' in de vordering te zetten, zodat het Hof dat in haar vonnis er zelf maar aan toevoegde of iemand vroeg alleen ontruiming met de 'zijnen' waar het Hof van maakte 'met alle zich daarin bevindende personen en goederen', want anders hadden de krakersters niet ontruimd kunnen worden.)

In januari 1983 velde de Hoge Raad een arrest over de Huidenstraattruc. De Hoge Raad doet alleen uitspraak over de truc tussen een verkoper en een koper, en dus niet over bv. de truc tussen eigenaar en een aannemer. De kans dat het laatste soort trucs door het hof afgewezen worden is hierdoor wel gestegen.
In het arrest wijst de Hoge Raad het 'principe' van de Huidenstraattruc eigenlijk af. Een Huidenstraattruc mag alleen als de koop 'daadwerkelijk' voor de kraak is afgesloten. Wanneer de Huidenstraattruc na de kraak verzonnen is en als enig werkelijk doel heeft de krakersters te ontruimen, wijst de Hoge Raad deze constructie af. In dat geval, aldus de Hoge Raad, is er sprake van schijnhandelingen, d.w.z. dat er een contractuele verplichting aangegaan is, z.g.n. voor de kraak, die in werkelijkheid na de kraak verzonnen is.
De moeilijkheid met deze Hoge Raad uitspraak is dat wij moeten aantonen dat bij deze laatste constructie met 'schijnhandelingen' gewerkt is. In de praktijk zal dit heel moeilijk zijn om dat aan te tonen, zeker bij een Hof dat in het verleden al genoeg heeft laten blijken aan de kant van de eigenaar te staan.
Het Hof zal onze argumenten dan ook niet zo snel overnemen, behalve wanneer ze zo keihard te bewijzen zijn dat zij er daadwerkelijk niet meer onderuit kan. Incidenteel zal zo nog wel eens een vonnis voorkomen kunnen worden. Het gros van de Huidenstraatprocedures zal waarschijnlijk door het Hof wel toe gelaten worden.

paulus Potter

Een van de meest vreemde optredens in de nederlandse rechtspraak is het optreden van de vice-president van de rechtbank te Amsterdam. Om de Paula Pot te kunnen ontruimen had men bij het Hof een vonnis losgekregen. Op dezelfde dag als de Luyk ontruimd werd diende voor mr. Asscher een executie-verschil tegen de ontruiming aangespannen door een bewoonster. De bewoonster toonde duidelijk aan dat er onwaarheden in het vonnis zaten; de verkoopster was niet de werkelijke verkoopster. Vice-president Asscher kon hier niet omheen en stelde dat er niet ontruimd kon worden op grond van een feitelijk onwaar vonnis. De volgende dag, dinsdag, dagvaardde de werkelijke eigenaresse de bewoonster en eiste dat zij het pand zou ontruimen. Wegens het spoedeisend belang had Asscher het kort geding op dinsdagochtend gesteld (normale wachttijd 2 weken), Die dinsdag gold de noodtoestand nog steeds om, voor dat moment, onbegrijpelijke redenen. Polak moest dus heel bewust gewild hebben dat die dag de Paulus Potter nog ontruimd moest worden. De ontruiming was waarschijnlijk op maandag gepland geweest, zodat de Paula Pot gelijk met de Luyk meegenomen had kunnen worden. (De Paula Pot en de Luyk liggen bijna naast elkaar).
Misschien gaf Asscher op maandag nog een eigen oordeel. Op basis van dezelfde gegevens was zijn uitspraak op dinsdag geheel anders: de bewoonster mocht nu op naam ontruimd worden, maar niet op grond van de Huidenstraattruc, omdat zij aangetoond had dat het Huidenstraattruc-vonnis feitelijk onjuist was. Echter het vonnis mocht nu wel uitgevoerd worden tegen de andere bewonersters, omdat zij niet hadden aangetoond dat het vonnis feitelijk onjuist was. Voor het eerst in Nederland mag een fout vonnis, d.w.z. de feiten kloppen niet, terwijl bewezen voor en geconstateerd door de rechter, in latere instantie wel uitgevoerd worden. Wie speelt hier nou politiek? De rechter, als verlengstuk van Polak's machtspolitiek, die (onder druk gezet?) naar noodhandgrepen grijpt om, koste wat het kost, toch een ontruiming te verwezenlijken en het daarbij op de koop toeneemt dat een onwaar, fout vonnis wordt uitgevoerd. Deze jurisprudentie over de 'onafhankelijkheid' van de rechter is uniek!

Uit het vonnis van de vice-president van de rechtbank, mr. Asscher, 22 oktober 1982.

'(...) Kee (de eisende bewoonster) voert daartoe ondermeer aan, dat het voormelde arrest van het Gerechtshof te Amsterdam (het Huidenstraatvonnis) op kennelijk onjuiste gronden is gewezen, nu de partijen in de procedure die tot dat arrest heeft geleid in strijd met de waarheid hebben gesteld en het Hof daarop heeft aangenomen dat Gemeenschappelijk Eigendom BV eigenares is (..) van het omstreden perceel, zulks terwijl Neustadt BV eigenaresse (..) was.'
'(....) Ter terechtzitting is inderdaad komen vast te staan, dat op 16 juni 1982 (..) Neustadt BV als eigenares (..) is ingeschreven, terwijl in de procedure die tot voormeld arrest heeft geleid Postma en Verbon de uitgebrachte dagvaarding in strijd met de waarheid hebben gesteld en door Gemeenschappelijk Eigendom BV vervolgens eveneens in strijd met de waarheid als juist erkend, dat Gemeenschappelijk Eigendom BV eigenares is.
Onder die omstandigheid is de tenuitvoerlegging van het arrest jegens Kee onrechtmatig te achten.'

Uit het vonnis van de vice-president van de rechtbank, mr. Asscher, 12 Oktober 1982.

'(....) Het belang van Neustadt weegt in kasu zwaarder, nu de ontruiming van Kee kan samenvallen met een ontruiming van haar medebewoners ingevolge voormeld arrest (het Huidenstraatvonnis!), nu deze medebewoners zich niet gelijk Kee, tegen de tenuitvoerlegging van dat arrest hebben voorzien.'

Eerste steenlegging nieuwe hoofdgebouw, 1902
Links Hoog Rechts